Kegeltjes: waarnemen grijstinten, wit en grijstinten
Staafjes: waarnemen kleuren
C
Kegeltjes: waarnemen kleuren en wit
Staafjes: waarnemen kleuren. grijs en zwart
D
Kegeltjes: waarnemen kleuren
Staafjes: waarnemen zwart, wit en grijstinten
Slide 5 - Quizvraag
Wat is GEEN onderdeel van het oog ?
A
Netvlies
B
Vaatvlies
C
Hoornvlies
D
Traanvlies
Slide 6 - Quizvraag
Via welk onderdeel van je oog komt het licht in je oog?
A
Iris
B
Pupil
C
Oogwit
D
netvlies
Slide 7 - Quizvraag
Schakelcellen liggen in het centrale zenuwstelsel
A
Ja
B
Nee
Slide 8 - Quizvraag
Met welk onderdeel van het oog kun je het oog alle kanten opdraaien?
A
Glasachtig lichaam
B
Vaatvlies
C
Pupil
D
Oogspier
Slide 9 - Quizvraag
Waarmee communiceert het zenuwstelsel?
A
via de bloedbaan
B
via de lymfevaten
C
met een elektrisch stroompje
D
met vluchtige hormonen
Slide 10 - Quizvraag
Je ruikt dat je moeder koekjes bakt. Wat is de geur van de koekjes?
A
een impuls
B
een prikkel
C
een zintuig
D
een zenuw
Slide 11 - Quizvraag
Wat is het centrale zenuwstelsel?
A
grote hersenen + kleine hersenen + hersenstam + ruggenmerg
B
grote hersenen + kleine hersenen + hersenstam
C
Grote hersenen + kleine hersenen
D
Grote hersenen
Slide 12 - Quizvraag
Welk type zenuwcellen vind je in de gemengde zenuwen?
A
Bewegingszenuwcel/ schakelcel
B
Bewegingszenuwcel/ gevoelszenuwcel
C
Schakelcel/ gevoelszenuwcel
Slide 13 - Quizvraag
Kun je suiker proeven met een verstopte neus?
A
ja
B
nee
Slide 14 - Quizvraag
Welk onderdeel aan de binnenkant van je oor ontvangt de eerste trillingen?
A
Het trommelvlies
B
Het slakkenhuis
C
De gehoorzenuw
D
De gehoorbeentjes
Slide 15 - Quizvraag
Welk onderdeel aan de binnenkant van je oor geeft de trillingen door aan het slakkenhuis?
A
Het trommelvlies
B
Het slakkenhuis
C
De gehoorzenuw
D
De gehoorbeentjes
Slide 16 - Quizvraag
Waar liggen de cellichamen van de bewegingszenuwcellen?
A
in de grote hersenen
B
in de kleine hersenen
C
in het ruggenmerg
D
net buiten het ruggenmerg
Slide 17 - Quizvraag
Hoe verloopt een reflex?
A
Altijd via Hersenstam
B
Altijd via Ruggenmerg
C
Altijd via Grote Hersenen
D
Soms via Hersenstam en soms via Ruggenmerg
Slide 18 - Quizvraag
Wat zijn hormonen?
A
Stoffen die de werking van je hersenen regelen
B
Stoffen waar je ziek van wordt
C
Stoffen die de werking van bepaalde organen regelen
D
Stoffen die je via medicatie moet innemen
Slide 19 - Quizvraag
Je zenuwstelsel bestaat uit zenuwen en uit het centraal zenuwstelsel. Welke zenuwcellen zitten volledig in het centraal zenuwstelsel?
A
Gevoelszenuwcellen
B
Bewegingszenuwcellen
C
Schakelcellen
D
Alle zenuwcellen zitten in het centraal zenuwstelsel
Slide 20 - Quizvraag
In welke volgorde gaat waarnemen?
A
impuls - hersenen - impuls - actie - prikkel
B
prikkel - actie - impuls - hersenen - impuls
C
impuls - actie - impuls - prikkel - hersenen
D
prikkel - impuls - hersenen - impuls - actie
Slide 21 - Quizvraag
Wat is de prikkel van de ogen?
A
Geluid
B
Licht
C
Wartme/Kou
D
Pijn
Slide 22 - Quizvraag
Welk onderdeel van je ogen beschermt je ogen tegel fel licht?
A
Wimpers
B
Ooglid
C
Wenkbrauwen
D
Traanvocht
Slide 23 - Quizvraag
Waar geleiden gevoelszenuwcellen de impulsen naar toe?
A
schakelcel en dan zintuig
B
schakelcel en dan kleine hersenen
C
schakelcel en dan grote hersenen
D
schakelcel en dan spieren
Slide 24 - Quizvraag
Wat is een bewuste reactie?
A
Een reactie die je niet kunt controleren
B
Een reactie die vanzelf gaat
C
Een reactie die je niet verwacht
D
Een reactie waarbij je bewust nadenkt
Slide 25 - Quizvraag
In het oor worden trillingen uit de lucht versterkt. In welk onderdeel van het oor gebeurt dit?
A
Het slakkenhuis
B
De oorschelp
C
De gehoorbeentjes
D
Het trommelvlies
Slide 26 - Quizvraag
De reflexboog van je knie reflex gaat via ....
A
het ruggenmerg
B
de hersenstam
C
de kleine hersenen
D
de grote hersenen
Slide 27 - Quizvraag
Wat is een reflex?
A
Snelle reactie
B
Onbewuste reactie
C
Reactie voor bescherming
D
Alle antwoorden horen bij een reflex
Slide 28 - Quizvraag
Welk onderdeel zorgt ervoor dat de druk buiten je oor en binnen in je oor even groot is?
A
Trommelvlies
B
Slakkenhuis
C
Buis van Eustachius
D
Gehoorgang
Slide 29 - Quizvraag
De alvleesklier maakt de hormonen insuline en glucagon aan. Wat is de functie van deze twee hormonen? Deze hormonen regelen de:
A
hoeveelheid gal.
B
bloedsuikerspiegel.
C
dikte van de klieren.
D
productie van maagsap.
Slide 30 - Quizvraag
Welke is geen reflex?
A
Snel een kroket opeten
B
Je hoofd omdraaien bij een hard geluid
C
Knipperen met je ogen als je door een wolk vliegjes fietst
D
Je hart gaat sneller kloppen bij gevaar
Slide 31 - Quizvraag
Waar in de hersenen worden deze impulsen verwerkt tot een bewuste waarneming van prikkels uit de omgeving op de zintuigen?
A
In de grote hersenen
B
In de kleine hersenen
C
In de hersenstam
D
In het ruggenmerg
Slide 32 - Quizvraag
Wanneer kun je een smaak het beste proeven, als je je neus openhoudt of als je je neus dichtknijpt?
A
als je je neus openhoudt
B
als je je neus dichtknijpt
Slide 33 - Quizvraag
Zie je hier een bewuste reactie of een reflex?
A
bewuste reactie
B
reflex
Slide 34 - Quizvraag
Het is koud. Wat gebeurt er met de bloedvaten in je huid en met de haartjes op de huid?
A
Bloedvaten -> Wijder
Haartjes -> Rechtop
B
Bloedvaten -> Nauwer
Haartjes -> Rechtop
C
Bloedvaten -> Wijder
Haartjes -> Plat
D
Bloedvaten -> Nauwer
Haartjes -> Plat
Slide 35 - Quizvraag
Een bewegingszenuwcel stuurt de prikkel naar het centrale zenuwstelsel.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 36 - Quizvraag
Haaien kunnen goed zien. Een haaienoog heeft onder andere een hoornvlies, een ooglens en een netvlies met staafjes en kegeltjes. Uit de bouw van zo’n oog leiden biologen af dat haaien kleuren kunnen zien. Uit welke eigenschap van een haaien oog leiden ze dit af?
A
uit de aanwezigheid van een hoornvlies
B
uit de aanwezigheid van een ooglens
C
uit de aanwezigheid van kegeltjes in het netvlies
D
uit de aanwezigheid van staafjes in het netvlies
Slide 37 - Quizvraag
Welke prikkel kun je NIET waarnemen met de tong
A
Zoet
B
Zuur
C
Bitter
D
Geur
Slide 38 - Quizvraag
Welke prikkel kun je niet waarnemen met je huid?
A
Warmte
B
Licht
C
Druk
D
Pijn
Slide 39 - Quizvraag
Met welk nummer wordt het onderdeel van het oog aangegeven waar je niets waarneemt?