2.2 Revolutie in Frankrijk

Hoofdstuk 2 Pruiken en revoluties


Par. 2.2 Revolutie in Frankrijk

1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 2 Pruiken en revoluties


Par. 2.2 Revolutie in Frankrijk

Slide 1 - Tekstslide

Hoofdstuk 2 Pruiken en revoluties

Les 1:
Check in Duo's: terugblik 2.1 
2.2 Revolutie in Frankrijk 
Histoclip: Franse Revolutie
Wie was Napoleon?
Opdrachten
Evalueren


Les 2:


Discussie: Was Napoleon een revolutionair of anti-revolutionair?


Of: In hoeverre was hij een dictator


Slide 2 - Tekstslide

Check in Duo's: 2.2 Revolutie in Frankrijk
Check in duo's:
Je gaat eerst individueel deze vier vragen beantwoorden. Dit noteer je in je schrift of ipad
Daarna vergelijk je de antwoorden met je buurman/buurvrouw en kom je tot een gezamenlijk antwoord bij vraag 1,2 en 3. De laatste vraag is een waarderende vraag en kun je het eens of oneens met elkaar zijn. (discussie) 
  1. Uit welke drie standen bestond de standenmaatschappij?
  2. Wat waren de verschillen in rechten en plichten van de drie standen?
  3. Waarom had Nederland toen geen standenmaatschappij?
  4. Is er nog iets terug te zien van een standenmaatschappij in Nederland? Of is iedereen gelijk? Waarom vind je dat wel of niet. Beargumenteer je keuze
timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoel
Je kunt uitleggen waarom de Franse Revolutie ontstond, hoe deze verliep en hoe Napoleon er uiteindelijk voor zorgde dat Frankrijk een keizerrijk werd.

Slide 4 - Tekstslide


  • De wil van de koning is wet. Dit noem je absolutisme

  • Lodewijk XIV was een Franse koning met asolute macht. 
  • Deze macht is door god gegeven: droit divin (goddelijk recht)

  • Zo hoeft dus ook niemand aan de koning te twijfelen...

Slide 5 - Tekstslide


Standenmaatschappij

  • Sinds de middeleeuwen was de Franse samenleving verdeeld in 3 standen: 'bidders, strijders en werkers'

  • Over deze verdeling kon niet worden getwijfeld: God had dit zo bepaald.

Slide 6 - Tekstslide

De 1e stand
  • De geestelijkheid: de mensen van de kerk. Zij zorgden dat de mensen in de hemel zouden komen. De hoge geestelijken woonden in grote paleizen en hadden vooral rechten (en maar weinig plichten).

  • De geestelijken bezaten veel grond: het waren grootgrondbezitters

Slide 7 - Tekstslide

De 2e stand

  • De edelen: de mensen van adel. Zij zorgen voor het bestuur en de verdediging van het land. Zij woonden in grote paleizen en hadden vooral rechten (en maar weinig plichten).

  • De koning vertrouwde hen niet: daarom mochten (moesten!) ze bij hem in de buurt wonen. Zo kon hij ze in de gaten houden.



Slide 8 - Tekstslide

De 3e stand
  • De boeren en de burgers. Eigenlijk iedereen die niet bij de 1e of 2e stand hoorde. Daarom waren er in de 3e stand ook grote verschillen. Zo had je de rijke burgerij, de bourgeoisie. Dit waren mensen met een eigen bedrijf of een diploma.

  • De 3e stand had alle plichten: zij moesten bijvoorbeeld wél belasting betalen.



Slide 9 - Tekstslide

Video
Histoclips: De Franse Revolutie

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Wanneer mag je tegen de regering in opstand komen om een revolutie te starten. Wat vindt jij?

Slide 12 - Open vraag

Opdrachten
Maken van 2.1: 1, 3 en 4, 5, 6, 7, 8, 9. (huiswerk voor volgende week)
Rustig met degene naast je overleggen

-Klaar? Lezen 2.2 en noteer de acties van Napoleon die passen bij hem als Revolutionair en Anti-revolutionair. 
-Wat past er bij hem als dictator en wat juist niet? 
Vragen maken 2.2: 1 t/m 7. 


Slide 13 - Tekstslide

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd

Slide 14 - Open vraag

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 15 - Open vraag

Hoofdstuk 2 Pruiken en revoluties


Par. 2.2 Revolutie in Frankrijk

Slide 16 - Tekstslide

Hoofdstuk 2 Pruiken en revoluties

Les 1:
Check in Duo's: terugblik 2.1 
2.2 Revolutie in Frankrijk 
Histoclip: Franse Revolutie
Wie was Napoleon?
Opdrachten
Evalueren

Vandaag:


les 2

  1. Terugblik: Franse revolutie
  2. Achtergrond: Wie was Napoleon?
  3. Discussie: Was Napoleon een revolutionair of anti-revolutionair?
  4. Evalueren
  5. Opdrachten





Slide 17 - Tekstslide

Wat weten we nog over de Franse Revolutie?

Slide 18 - Woordweb

Aan het einde van de les kun je...
  1. Je kunt een keuze maken waarom Napoleon revolutionair was of antirevolutionair en dat beargumenteren.
  2. Je kunt een aantal argumenten voor/tegen de stelling noemen en dit gebruiken bij het discussiëren.
  3. krijg je de gelegenheid om hun eigen mening te geven en om te luisteren naar anderen over het onderwerp.

Slide 19 - Tekstslide


Staatsgreep van Napoleon
november 1799



  • Generaal Napoleon Bonaparte heeft de Franse Republiek al eerder gered: in 1795, toen aanhangers van de overleden koning de macht wilden grijpen.
  • Hij is klaar met de zwakke Directoire (tweede kamer) en zet hen af. 
  • Napoleon benoemt zichzelf tot koning. 

Slide 20 - Tekstslide

0

Slide 21 - Video

Napoleon Bonaparte
  • Geboren op het eiland Corsica op 15 augustus 1769

  • Hij was afkomstig uit de derde stand (zijn vader was advocaat)

  • Het gezin was niet rijk, maar Napoleon kon toch studeren

  • Hij ging op zijn 15e naar een militaire school

Slide 22 - Tekstslide

Napoleon wordt dictator
1799-1804


  • Hoewel de Franse Revolutie hem de kans heeft gegeven hoger op te komen, heeft Napoleon niet zoveel met de idealen van de Revolutie.
  • Hij schakelt tegenstanders uit en wordt langzaamaan dictator van Frankrijk.
  • Het volk heeft, door zijn overwinningen, alle vertrouwen in Napoleon.

Slide 23 - Tekstslide

Napoleon kroont zichzelf keizer
1804



  • Nu Napoleon de absolute baas is in grote delen van Europa, kroont hij zichzelf tot keizer.
  • Na 15 jaar revolutie lijkt Frankrijk terug bij af: er is weer één man de baas.

Slide 24 - Tekstslide

Wanneer is iemand revolutionair:
  • Een revolutionair streeft naar en plotselinge omslag of verandering.
  • hij heeft opvattingen die helemaal nieuw en totaal verschillend zijn van al het andere
  • Oproerig, vrijheidsstrijder, opstandeling,
  • De ingreep of gebeurtenis heeft wel grote gevolgen gehad.
  • Idealen Franse revolutie: Gelijkheid/vrijheid broederschap

Slide 25 - Tekstslide

Wanneer is iemand antirevolutionair: 
  • Tegen de komende politieke verandering, politiek bij hetzelfde houden
  • Het is al veel hetzelfde als voorheen, er worden geen drastische veranderingen doorgevoerd.
  • Tegenstander van ingrijpende veranderingen
  • De ingreep of gebeurtenis heeft verder geen grote gevolgen gehad.

Slide 26 - Tekstslide

Discussie Napoleon
  1.  Was Napoleon een revolutionair of antirevolutionair?

  2. Lees bladzijde 28 en 29 nogmaals en vindt zoveel mogelijk argumenten in de tekst en schrijf die op een blaadje (5 min). 
  3. Zoek ook op internet aanvullende argumenten
  4. Je kan ook deze lessonup terugvinden bij je klassen
  5. Je schrijft voor beide kanten argumenten op, want indeling wordt gemaakt welke kant je moet verdedigen

timer
7:00

Slide 27 - Tekstslide

Discussie Napoleon
  • Vervolgens maken we 2 groepen van ongeveer 10 leerlingen. 5 tegen 5 discussiëren. 
  • Een groep bij het raam kant en een groep bij de deur kant. Zet de tafel tegenover elkaar. 
  • Luister naar elkaar en laat de ander uitpraten. 
  • Als je wat wil zeggen/of wil reageren) ga je staan en wacht je op je beurt.
  • Op die manier kunnen we gaan discussiëren.
timer
10:00

Slide 28 - Tekstslide

Opdrachten
Zorg dat je de vragen van 2.1 af hebt.

Leren voor het proefwerk: Woordweb maken. 
https://quizizz.com/admin/quiz/5f96d6ec23802e001cc8825b/hoofdstuk-regenten-en-vorsten

Klaar? Maken: Vragen maken 2.2: 1 t/m 7. 
Rustig overleggen met degene die naast je zit.


Slide 29 - Tekstslide

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd

Slide 30 - Open vraag

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 31 - Open vraag

Eventuele argumenten TEGEN: Napoleon was een antirevolutionair
Eventuele argumenten TEGEN: Napoleon was een antirevolutionair
1. Napoleon was een dictator, Hij bepaalde dus alles zelf.
2. Er was geen sprake van persvrijheid.
3. Hij kroonde zichzelf tot keizer in 1804 van de Franse Republiek
4. Alle verzet tegen Napoleon werd de kop in gedrukt door zijn geheime dienst, Hiermee hadden zijn tegenstanders dus geen gelijke kansen.
5. Hij maakte gebruik van propaganda= wat eigenlijk betekent de achterban van hem te manipuleren met de waarheid te verdraaien zodat Napoleon als een goed persoon overkomt.
6. Napoleon organiseerde een complot tegen de regering, hij kreeg zijn macht door het leger te gebruiken om een nieuwe grondwet door te voeren
7. Napoleon deed zich voor als democraat terwijl hij eigenlijk een dictator was, dus hield hij de mensen voor de gek.
8. Napoleon was helemaal geen vrijheidsstrijder, Hij maakte vrede en daarna verpestte hij het weer om oorlog aan te gaan.

Slide 32 - Tekstslide

Eventuele argumenten VOOR: Napoleon was een revolutionair
Eventuele argumenten VOOR: Napoleon was een revolutionair
1. Hij liet wel een referendum houden. Dus hij vroeg het volk om mee te stemmen.
2. Hij liet alle wetten vastleggen in één Burgerlijk Wetboek= Code civil – wetboek van straf recht= Code Penal)
3. Hervormen van het onderwijs
4. Iedere Fransman moest de kans krijgen om zich te ontwikkelen.
5. Ambtenarenapparaat gelijke kansen, dus in de regering gelijke kansen
6. In het leger had iedereen recht op gelijk kansen
7. Napoleon streefde dus naar gelijkheid (ideaal Franse revolutie), door iedere Fransman moest op dezelfde wijze behandeld worden.
8. Napoleon zorgde ervoor dat de standenstaat niet terugkeerde, en zorgde dat afkomst minder belangrijk werd, talent, opleiding en prestaties werden belangrijker.
9. Rond 1810, In landen zoals Nederland, België, Zwitserland, Spanje, Italië, Polen, Duitsland, schaften ze de standenstaat af en voerden gelijkheid voor de wet door.

Slide 33 - Tekstslide

In Frankrijk kan iemand heel rijk zijn, maar toch niets te vertellen hebben. Hoe kan dat?

Slide 34 - Open vraag

Welke standen waren er in Frankrijk, en wat was de volgorde?

Slide 35 - Open vraag

Waarom had Nederland geen standenmaatschappij?

Slide 36 - Open vraag

Heerser van Europa
Napoleon wordt als één van de beste generaals ooit gezien. Hij veroverde bijna heel Europa. Tot dat: 
  1. Hij Rusland wilde veroveren. Deze veldtocht kostte hem 100.000 soldaten. 
  2. Daarna gaat het steeds slechter tot Napoleon in 1815 bij Waterloo in België (vroeger Nederland) werd verslagen.
  3. Na Waterloo wordt Napoleon verbannen naar Sint Helena. Midden in de Atlantische Oceaan. 
Piramide van Austerlitz

Slide 37 - Tekstslide