Present Simple

Aim
you can make meaningful sentences
You show what you know about the UK
YOu practise the simple present tense
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Aim
you can make meaningful sentences
You show what you know about the UK
YOu practise the simple present tense

Slide 1 - Tekstslide

The UK is...
A
England, Scotland and Wales
B
Great Britain and Northern Ireland
C
England and Northern Ireland
D
Britain and its former colonies

Slide 2 - Quizvraag


What is the capital of Scotland?

A
Edinburgh
B
Glasgow
C
Inverness
D
Dublin

Slide 3 - Quizvraag

Titanic was built in a UK city. Name it?

Answer: Belfast.
A
London
B
Belfast
C
Liverpool
D
Cardiff

Slide 4 - Quizvraag

name 1 thing you learned about the UK

Slide 5 - Open vraag

Meaningful sentence

Slide 6 - Tekstslide

which is meaningful for "car"
A
my car is nice
B
this is my car
C
My dad's car is blue
D
Max Verstappen's car is very fast

Slide 7 - Quizvraag

make a meaning ful sentence with:
Habit

Slide 8 - Open vraag

make a meaningful sentence with:
Fringe

Slide 9 - Open vraag

Present Simple

Slide 10 - Tekstslide

Wat is de tegenwoordige tijd?
Geef een voorbeeld.

Slide 11 - Woordweb

Present Simple = Tegenwoordige Tijd
ik fiets
jij loopt
hij eet
zij bevriest
het draagt
I cycle
you walk
he eatS
she freezES
it carrIES

Slide 12 - Tekstslide

Present Simple = Tegenwoordige Tijd
we praten
jullie schrijven
zij studeren

we talk
you write
they study

Slide 13 - Tekstslide

Wat valt je op?

Slide 14 - Woordweb

SHIT
She
He
IT
bij He/She/IT 

werkwoord
werkwoord eindigend op S-klank
werkwoord eindigend op medeklinker Y
-S
-ES
-IES

Slide 15 - Tekstslide

-y -S of -IES?
Als een werkwoord eindigt op medeklinker -y
carry
study
hurry
cry
carrIES
studIES
hurrIES
crIES
Als een werkwoord eindigt op een klinker -y
play
buy
playS
buyS

Slide 16 - Tekstslide

GEWOONTE
Vaak staat er in de zin een signaalwoord dat aangeeft hoe vaak iets voorkomt.

nooit - soms - af en toe - regelmatig - vaak - altijd
never - sometimes - once in a while - regulary - often - always

Slide 17 - Tekstslide

Hoe veranderen werkwoorden die op een -y klank eindigen zoals study?

Slide 18 - Open vraag

Welke signaalwoorden horen bij:
Present Simple

Slide 19 - Woordweb

Wat gebeurt er met werkwoorden die eindigen op een -S klank bij HE/SHE/IT?

Slide 20 - Open vraag


He ..... (call) me.
A
call
B
calls

Slide 21 - Quizvraag


He ..... (go) to the bus station.
A
go
B
goes

Slide 22 - Quizvraag


We often ........... (talk) about or holiday.
A
talk
B
talks

Slide 23 - Quizvraag


It .......... (start) in 10 minutes.
A
start
B
starts

Slide 24 - Quizvraag

She .......... wash) herself.
A
wash
B
washes

Slide 25 - Quizvraag


I never ....... (wear) this dress to school.
A
wear
B
wears

Slide 26 - Quizvraag

The cat .......... (play) with its toy.
A
play
B
plays

Slide 27 - Quizvraag

Queen Elizabeth .......... (say) goodbye.
A
say
B
says

Slide 28 - Quizvraag


They ...... (visit) us every summer.
A
visit
B
visits

Slide 29 - Quizvraag


The football player ....... in the park. (walk)

Slide 30 - Open vraag


She ..... English. (teach)

Slide 31 - Open vraag


The baby ..... . (cry)

Slide 32 - Open vraag


I and my friend ..... at the party. (dance)

Slide 33 - Open vraag

Sometimes he .......... (do) his homework.
A
do
B
does

Slide 34 - Quizvraag


She ..... her boyfriend. (kiss)

Slide 35 - Open vraag


We ..... a nice film. (watch)

Slide 36 - Open vraag

The hamster .......... (try) to eat.
A
try
B
tries

Slide 37 - Quizvraag

Ik snap de present simple
A
helemaal
B
voor het grootste gedeelte
C
een beetje
D
helemaal niet

Slide 38 - Quizvraag

Wat heb je nodig om jezelf te verbeteren?
A
oefenen op Slim Stampen
B
extra uitleg docent
C
nog een keer de LessonUp
D
extra opdrachten op papier

Slide 39 - Quizvraag

Slide 40 - Tekstslide