Opbouw argument

Nederlands
WELKOM
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands
WELKOM

Slide 1 - Tekstslide

Doel
1. Hoe bouw je een goed argument op?
2. Uitleg examen Spreken

Slide 2 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen een feit en een mening?

Slide 3 - Open vraag

Meningen
*Kun je het wel of niet mee eens zijn

Voorbeeld:
Melk is lekker.


Feiten
* Waar of niet waar
* Controleerbaar

Voorbeeld:
Melk is wit.


Slide 4 - Tekstslide

Argumenten

Argument: wordt gebruikt om een standpunt te onderbouwen
Tegenargument: wordt gebruikt om aan te tonen dat een                                                    standpunt onjuist is
Voorbeeld:
-Melk is gezond omdat er veel voedingsstoffen in zitten die            belangrijk zijn voor een mens.
-Melk is niet gezond omdat veel mensen er allergisch voor zijn.




Slide 5 - Tekstslide

Redenering

standpunt + argumenten samen vormen een redenering



drogredenen = redeneringen of argumenten die juist lijken,                                          maar dat niet zijn

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Quiz
Welke drogreden wordt hier gebruikt?

Slide 9 - Tekstslide

Welke drogreden wordt hier gebruikt?

A
circelredenering
B
overhaaste generalisatie
C
verkeerde vergelijking
D
vals dilemma

Slide 10 - Quizvraag

Quiz
Welke drogreden wordt hier gebruikt?

Slide 11 - Tekstslide

Welke drogreden wordt hier gebruikt?

A
circelredenering
B
overhaaste generalisatie
C
verkeerde vergelijking
D
vals dilemma

Slide 12 - Quizvraag

Welke drogreden wordt hier gebruikt?
https://youtu.be/0tCfsiA5u2o?si=dnwmr6TqEkICNyeo

Slide 13 - Tekstslide

Welke drogreden wordt hier gebruikt?

A
persoonlijke aanval
B
overhaaste generalisatie
C
verkeerde vergelijking
D
vals dilemma

Slide 14 - Quizvraag