Een
argument wordt gebruikt om een standpunt te onderbouwen.
Een tegenargument gebruik je om aan te tonen dat een standpunt onjuist is.
Bijvoorbeeld:
Melk is gezond, omdat er veel voedingsstoffen in zitten die belangrijk zijn voor een mens.
Melk is niet gezond, omdat veel mensen er allergisch voor zijn.
Signaalwoorden die een argument aangeven: omdat, want, namelijk, immers