Vaste en variabele kosten

Startopdracht:
 Neem bovenstaande schema over in je schrift
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo lwoo, tLeerjaar 4

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Startopdracht:
 Neem bovenstaande schema over in je schrift

Slide 1 - Tekstslide

Variabele kosten
Variabele kosten hebben een direct verband met de productie. Deze kosten veranderen met de productieomvang. 

Hoe meer producten je maakt, hoe hoger de totale variabele kosten worden.

Slide 2 - Tekstslide

Arbeid en Productie
Leerdoelen:
- Ik kan het verschil tussen variabele en vaste kosten uitleggen.
- Ik kan de kostprijs per product berekenen.
- Ik kan uitleggen wat technologische ontwikkelingen zijn


Slide 3 - Tekstslide

Vaste kosten
"Kosten waarvan het totaalbedrag niet afhankelijk is van de omvang van de productie of de verkoop" 

Slide 4 - Tekstslide

Hoe berekenen we de variabele kosten per product?
  • Variabele kosten heb je alleen maar als je producten gaat verkopen of produceren.
  • Dus, variabele kosten bereken je op basis van de werkelijke productie/afzet
  • Totale variabele kosten / werkelijke productie/afzet = Variabele kosten per product

Slide 5 - Tekstslide

Kostprijs per product

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Samenvatting:
Bedrijfskosten: vast en variabel

  • Vaste kosten zijn onafhankelijk van de productie.

  •  Variabele kosten zijn afhankelijk van de productie.

Kostprijs = (vaste kosten + variabele kosten) / aantal producten

Slide 8 - Tekstslide

Maken :

Blz. 92 opdr. 3 en 4
timer
5:00

Slide 9 - Tekstslide

Welke onderstaande kosten behoren tot vaste kosten (geen variabele kosten)
A
Huur van een hijskraan
B
Salaris metselaar
C
salaris ZZP-er
D
Kosten van het materiaal

Slide 10 - Quizvraag

Lesafsluiting...
De prijs van graan is gestegen door een oogstmislukking. Heeft dit invloed op de vaste of variabele kosten van de bakker?
A
vaste kosten
B
variabele kosten

Slide 11 - Quizvraag

Een ondernemer heeft 100 euro aan vaste kosten. De variabele kosten bedragen 5 euro per stuk. Hij produceert 20 stuks. Wat is de kostprijs per product?
A
0,50 euro
B
10 euro
C
20 euro
D
225 euro

Slide 12 - Quizvraag