Lijdend voorwerp 7

Het lijdend voorwerp
Wat is het lijdend voorwerp?
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 7

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Het lijdend voorwerp
Wat is het lijdend voorwerp?

Slide 1 - Tekstslide

Hoe vind je het lijdend
voorwerp?
timer
1:00

Slide 2 - Open vraag

Lijdend voorwerp
Het lijdend voorwerp vind je door te vragen: 
WIE (OF WAT) + WERKWOORDELIJK GEZEGDE + ONDERWERP

Let op: 
  • Niet elke zin heeft een lijdend voorwerp: geen goed antwoord op de vraag? Geen lijdend voorwerp!
  • Lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel!

Slide 3 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde (WWG)
  • Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit alle werkwoorden in een zin. 
  • Een persoonsvorm behoort dus ook altijd tot het werkwoordelijk gezegde!

Slide 4 - Tekstslide

Wat is het onderwerp? (OW)

Marina legt het onderwerp uit.
A
Marina
B
legt
C
het onderwerp
D
uit

Slide 5 - Quizvraag

Een lijdend voorwerp ...
A
Wat/Wie + wwg + ow?
B
Wat/Wie + pv + ow?

Slide 6 - Quizvraag

Wat wordt de vraag om het lijdend voorwerp te vinden in de volgende zin?

Mijn vader leest de krant.

Slide 7 - Open vraag

Wat is het lijdend voorwerp?

Mijn vader leest de krant.
A
Mijn Vader
B
leest
C
de krant

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp?

Ik eet elke dag een taartje.
A
Ik
B
eet
C
elke dag een taartje
D
een taartje

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp?

Op haar verjaardag kreeg zij van haar vriendin een fraaie trompet.
A
Op haar verjaardag
B
zij
C
van haar vriendin
D
een fraaie trompet

Slide 10 - Quizvraag