In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Onderdelen in deze les
Theme 7
All about food
Slide 1 - Tekstslide
dinner
spoon
crisps
sweets
sour
biscuits
Slide 2 - Sleepvraag
lunch
vegetables
salt
hungry
cheese
fork
Slide 3 - Sleepvraag
breakfast
bread
knife
orange juice
coffee
thirsty
Slide 4 - Sleepvraag
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Video
banksy
Slide 7 - Woordweb
Ontkenningen(nagations)
Ontkenningen betekenen: zeggen dat iets niet zo is
Gebruik maken van het woord not
Slide 8 - Tekstslide
Ontkenningen maken met 'to do'.
Als je deze werkwoorden in de zin ziet staan, kun je +not toevoegen om een ontkenning te maken: - 'to be' (vorm = am/are/is) - 'to have got' (of has got). - can.
Slide 9 - Tekstslide
Ontkenningen (negations) met TO DO
Als er geen vorm van to be, to have got of can in de zin staat, dan gebruik je don't of doesn't
Don't = do not (I/you/we/they)
Doesn't = does not (he/she/it)
Slide 10 - Tekstslide
Ontkenningen met: to do
I do not ____
You do not ____
He/She/It does not ____
They/We do not ____
don't
don't
doesn't
don't
Slide 11 - Tekstslide
ontkenning met to do
Je gebruikt do not of does not om ontkenningen te maken als er in de zin geen vorm van to be, to have got of can staat.
De verkorte vorm:
I do not like pigs. I don't like pigs.
She does not like pigs. She doesn't like pigs.
Slide 12 - Tekstslide
Ontkenningen met: to have
I have got ____
You have got ____
He/She/It has got ____
They/We have got ____
haven't
haven't
hasn't
haven't
Slide 13 - Tekstslide
Negations with 'to have got'
Als er ALLEEN 'has' of 'have' in de zin staat.
Maak je een ontkenning met 'doesn't have' of 'don't have':