Havo 5 les 10

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Nadeel patent
Nadeel van een patent voor de samenleving:
Bedrijf mag product als enige op de markt brengen en is daarmee monopolist. Hierdoor onstaan hoge prijzen.


Slide 4 - Tekstslide

Voordeel patent
Voordeel van patent voor de samenleving:
Als er geen mogelijkheid voor patent zou zijn, zouden veel innovaties niet plaatsvinden. Het kost een bedrijf vaak veel geld om onderzoek te doen, en als de kennis dan door iedereen gebruikt zou kunnen worden, is mogelijke opbrengst voor het bedrijf zelf veel kleiner.

Slide 5 - Tekstslide

Gevangenendilemma
Hoe komt het gevangenendilemma terug in de economie?

Slide 6 - Tekstslide

Is er hier sprake van een gevangenendilemma?
Leg uit!

Slide 7 - Open vraag

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Wat zijn de gevolgen van jouw consumpties?
Gevolgen van de consumptie die niet in de prijs van een product worden meegenomen maar wel de welvaart van andere beïnvloeden noemen we externe effecten
Positieve externe effecten
Negatieve externe effecten

Slide 11 - Tekstslide



Bijvoorbeeld:​
1) luchtvervuiling bij afvalverbranding (negatief extern effect)​
2) geluidsoverlast van vliegverkeer (negatief extern effect)​
3) goed onderhouden gebouwen in een toeristisch gebied (positief extern effect)​

Bij een positieve extern effect is de prijs te hoog, het product leidt dit tot een grotere welvaart die niet in de prijs is meegenomen.​ Doordat de prijs te hoog is wordt er te weinig van verkocht.

bij een negatieve extern effect is de prijs te laag, het product leidt dit tot een lagere welvaart doordat kosten niet meegenomen zijn in de prijs.  Doordat de prijs te laag is wordt er te veel van verkocht.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Wat zijn externe effecten?
A
Gevolgen die bij de productie of consumptie plaatsvinden waarvoor niet wordt betaald.
B
Gevolgen die bij de productie of consumptie plaatsvinden waarvoor niet hoeft te worden betaald.
C
Gevolgen die bij de productie of consumptie plaatsvinden en buiten plaatsvinden.
D
Gevolgen die bij de productie of consumptie plaatsvinden waar je niets aan kan doen.

Slide 14 - Quizvraag

Het tegengaan van negatieve externe effecten kan door
A
het geven van een subsidie
B
het heffen van belasting

Slide 15 - Quizvraag

het lawaai van een overvliegend vliegtuig is een negatief extern effect
A
juist
B
onjuist

Slide 16 - Quizvraag

Wat zou een extern effect kunnen zijn bij de productie van mosselen?
A
Een lagere winst
B
Lagere verkoopcijfers door corona
C
Milieuvervuiling door de mosselvangst
D
Minder mosselen in de zee door mosselvangst

Slide 17 - Quizvraag

Een octrooi is een...
A
Door de overheid gegeven alleenrecht
B
Recht om eigen opvattingen en een eigen geloof te hebben
C
Beschrijving van een regelmatig natuurverschijnsel
D
Hoofdkwartier van de VOC op Java

Slide 18 - Quizvraag

Leidt een octrooi tot een welvaartstoename, of welvaartsverlies op korte termijn?
A
Welvaartsverlies, omdat de prijs hoger is dan wanneer er volkomen concurrentie zou zijn.
B
Welvaartsverlies, omdat andere bedrijven nu het product kunnen maken en dus geen inkomsten hebben.
C
Welvaartstoename, omdat het zorgt voor innovaties.
D
Welvaartstoename, omdat er nu maar één aanbieder en dus maar één prijs is.

Slide 19 - Quizvraag

Wat gebeurt er met de prijs van een product als een patent/octrooi vervalt?
A
De prijs daalt
B
De prijs stijgt
C
De prijs blijft gelijk

Slide 20 - Quizvraag

prijsafspraken maken heet:
A
octrooi
B
kartel

Slide 21 - Quizvraag

Collectieve goederen zijn niet rivaliserend
A
juist
B
onjuist

Slide 22 - Quizvraag

Door wie worden collectieve goederen geleverd?
A
bedrijven
B
particulieren
C
overheid
D
buitenland

Slide 23 - Quizvraag

Welk van de volgende hoort niet bij collectieve goederen
A
straatverlichting
B
brandweer
C
voetbalwedstrijd
D
dijken

Slide 24 - Quizvraag

Welke van de volgende goederen zijn collectieve goederen?
A
Het leger
B
Een huis
C
Een scooter
D
Een speeltuin

Slide 25 - Quizvraag

De overheid geeft veel geld uit aan collectieve goederen. Voor wie zijn de collectieve goederen bestemd?
A
burgers
B
ambtenaren
C
rijksoverheid
D
rijk, provincie, gemeente

Slide 26 - Quizvraag

Collectieve goederen zijn niet uitsluitbaar
A
Goed
B
Fout

Slide 27 - Quizvraag

Snelwegen zijn collectieve goederen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 28 - Quizvraag

Dijken zijn voorbeelden van collectieve goederen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 29 - Quizvraag

Is hier sprake van een gevangenendilemma? Verklaar het antwoord

Slide 30 - Open vraag