werkwoorden en zinsbouw aan de hand van kinderliedjes studieles

• NT2
• MBO
• Studiejaar 1

studieles NT2 ( twee lessen)

gemaakt door cw

datum: 18-10-22

doel: theorie/oefenen

kinderliedjes en werkwoordsvormen

doel

Je oefent met werkwoordsvormen

Je oefent met het maken van goede zinnen

Je leert Nederlandse kinderliedjes kennen

Welke Nederlandse kinderliedjes ken jij?

Opdracht

Luister nog een keer naar het liedje.

Je krijgt een blad met de tekst. Welke woorden zijn weggelaten?

Noteer die woorden.Let op hoe je ze schrijft.

Beantwoord ook de vraag,

In welke tijd zijn de werkwoordsvormen geschreven?

Opdracht

Luister nog een keer naar het liedje.

Je krijgt een blad met de tekst. Welke woorden zijn weggelaten?

Noteer die woorden.Let op hoe je ze schrijft.

Vul daarna het schema in: welke tijd? Wat is het hele werkwoord?

Op een grote paddenstoel

Op een grote paddenstoel rood met witte stippen,

Zat kabouter Spillebeen heen en weer te wippen

Krak zei de paddenstoel met een diepe zucht

Vloog kabouter Spillebeen met z’n beentjes in de lucht

Maar kabouter Spillebeen hield niet op met wippen

Op die grote paddenstoel rood met witte stippen

Daar kwam vader Langbaard aan en die zei toen luid:

‘Moet dat stoeltje ook kapot, Spillebeen schei uit!’

Vervolg werkwoorden

Kijk en luister naar het volgende liedje.

Je kunt de tekst onderin meelezen.

Zijn er woorden die je niet begrijpt? onthou --> straks vragen!

In welke tijd staan de meeste werkwoorden in dit liedje?

De meeste werkwoorden in dit liedje staan in de

1. tegenwoordige tijd
2. verleden tijd
3. voltooide tijd
4. toekomst

Even wat theorie.....

Eerst de tegenwoordige tijd (nu!)

Welke vorm is juist, tegenwoordige tijd:
(worden) Het ....... bijna winter.

1. word
2. wort
3. wordt
4. woord

Welke werkwoordsvormen passen correct in deze zin? Tegenwoordige tijd.
Het ......... en .......... al de hele week (waaien, regenen)

1. waai, regen
2. waait, regent
3. waaien, regenen
4. waaid, regend

Even wat theorie.....

Nu de verleden tijd 

Wij .......... vlug de tijd.

1. noteerde
2. noteerdden
3. noteerden
4. weet niet

stam: noteer

laatste letter in 'ex fokschip'?

NEE.

Dus: de(n). Wij = meervoud -->

Noteerden

Wij ........... lekker voor onze gasten.

1. koken
2. kookte
3. kookten
4. weet niet

stam: kook

laatste letter in 't ex fokschip?

JA

dus: te(n)    Wij = meervoud

kookten

.......... jij ook al dat de les niet doorging?

1. vermoede
2. vermoedde
3. vermoedden
4. weet niet

stam: vermoed

laatste letter in 't ex fokschip?

NEE

dus: + de    Jij is enkelvoud -->

vermoedde

verleden tijd, verhalend gebruik

We gebruiken de verleden tijd als we een verhaal vertellen dat eerder gebeurd is.

Als voorbeeld nemen we een kort gedicht van Annie M.G. Schmidt.

Het heet De houtwurm .

                                                                     1951

Annie M.G. Schmidt, Niet met de deuren slaan. 1973

Annie M.G. Schmidt (1911 - 1995)

Zij schreef veel kinderboeken 

en kindergedichten.

En ze schreef musicals en 

toneelstukken.

de houtwurm en de keukenstoel

De Houtwurm

Een houtwurm zat in een keukenstoel

en at en at ... een heleboel!

En op de stoel zat tante Mien,

ze had de houtwurm nooit gezien.

Die at maar door

en at maar door

totdat het krikte en krakte

en tante Mien

om kwart voor tien

pardoes door de stoel heen zakte.

verleden tijd
Een houtwurm ... in een keukenstoel

1. zit
2. zat
3. ziet
4. zaat

en ... en ... een heleboel!

1. eet
2. aat
3. et
4. at

verleden tijd
ze ... de houtwurm nooit gezien.

1. heeft
2. had
3. is
4. was

verleden tijd
en tante Mien
om kwart voor tien
pardoes door de stoel heen ....

1. gezakt
2. zakte
3. valt
4. sprong

Schrijf zelf een kort kinderverhaaltje in de verleden tijd.
Als je klaar bent, typ je het hier.

Hoe gaat het bij jou met de werkwoorden?

😒🙁😐🙂😃