verleden tijd, verhalend gebruik, Houtwurm

• Nederlands voor anderstaligen
• MBO
• Studiejaar 1

verleden tijd, verhalend gebruik

We gebruiken de verleden tijd als we een verhaal vertellen dat eerder gebeurd is.

Als voorbeeld nemen we een kort gedicht van Annie M.G. Schmidt.

Het heet De houtwurm .

                                                                     1951

Annie M.G. Schmidt, Niet met de deuren slaan. 1973

Annie M.G. Schmidt (1911 - 1995)

Zij schreef veel kinderboeken 

en kindergedichten.

En ze schreef musicals en 

toneelstukken.

de houtwurm en de keukenstoel

De Houtwurm

Een houtwurm zat in een keukenstoel

en at en at ... een heleboel!

En op de stoel zat tante Mien,

ze had de houtwurm nooit gezien.

Die at maar door

en at maar door

totdat het krikte en krakte

en tante Mien

om kwart voor tien

pardoes door de stoel heen zakte.

verleden tijd
Een houtwurm ... in een keukenstoel

1. zit
2. zat
3. ziet
4. zaat

en ... en ... een heleboel!

1. eet
2. aat
3. et
4. at

Typ een passende verledentijdsvorm.
En op de stoel ... tante Mien,

verleden tijd
Ze ... de houtwurm nooit gezien.

1. heeft
2. had
3. is
4. was

Typ een passende verledentijdsvorm.
Die houtwurm .... maar door
en ... maar door.

verleden tijd
totdat het ... en ...

1. krik en kraakt
2. gekraakt en gekrikt
3. breekt en brak
4. krikte en krakte

verleden tijd
en tante Mien
om kwart voor tien
pardoes door de stoel heen ....

1. gezakt
2. zakte
3. valt
4. sprong