Thema 16 taak 2

Wat heb je nodig?
Thema 16 taak 2
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2ISK

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Wat heb je nodig?
Thema 16 taak 2

Slide 1 - Tekstslide

Type hier een titel
Wat gaan we doen?
  • Huiswerk bespreken.
  • Woorden herhalen.
  • Doel van de les.
  • Nieuwe woorden leren.
  • Taak 2: Persoonlijk uitgaven overzicht maken.
  • Schrijfopdracht.
  • Afsluiten

Slide 2 - Tekstslide

Er is niet genoeg.
Er is een ..........

Slide 3 - Open vraag

Ik ..... geld op mijn rekening.
A
spar
B
stort
C
stor
D
schenk

Slide 4 - Quizvraag

Thema 16 taak 1
Wat zou je doen met een miljoen?
Doel van de les:
Je kunt praten en overleggen over jouw uitgaven.
Je kunt een schema invullen over jouw uitgaven.
Je kunt jouw uitgaven vergelijken met iemand anders.

Slide 5 - Tekstslide

Waar geven jullie het meeste geld aan uit?

Slide 6 - Woordweb

Type hier een titel
Woorden voor deze les.
Schrijf ze in je schrift!

Slide 7 - Tekstslide

Type hier een titel
nagaan ๐Ÿ”
Kun je nagaan of je huiswerk klopt?

๐Ÿ”บ Woorddriehoek:
  • controleren 
  • checken 
  • onderzoeken

Slide 8 - Tekstslide

Type hier een titel
 het inkomen ๐Ÿ’ต
Mijn inkomen is โ‚ฌ2485. 

๐Ÿ”บ Woorddriehoek:
  • geld
  • salaris 
  • verdienen

Slide 9 - Tekstslide

Type hier een titel
omrekenen ๐Ÿ”ข
Je moet dollars omrekenen naar euroโ€™s. 

๐Ÿ”บ Woorddriehoek:
  • wisselen 
  • berekenen 
  • andere munt

Slide 10 - Tekstslide

Type hier een titel
De regeling ๐Ÿ“œ
Er is een nieuwe regeling voor de schoolboeken.

๐Ÿ”บ Woorddriehoek:
  • Afspraak 
  • wet 
  • regel

Slide 11 - Tekstslide

Type hier een titel
het totaal
Het totaal van de rekening is 25 euro.

๐Ÿ”บ Woorddriehoek:
  • Som
  • Geheel
  • Rekenen

Slide 12 - Tekstslide

Type hier een titel
het vervoer ๐Ÿš—
Het vervoer naar school is snel en gemakkelijk.

๐Ÿ”บ Woorddriehoek:
  • Reizen
  • Transport
  • Auto

Slide 13 - Tekstslide

Type hier een titel
Zuinig ๐Ÿ’ธ
Ze is heel zuinig met haar geld en koopt nooit onnodige dingen.

๐Ÿ”บ Woorddriehoek:
  • Sparen
  • Niet uitgeven
  • Geld

Slide 14 - Tekstslide

Type hier een titel
๐Ÿ’ธPersoonlijk uitgavenoverzicht maken
  • Kijk naar het schema. Je ziet waar je geld aan kan uitgeven.
  • Wat geef je per maand uit? Wat heb je niet echt nodig? Wat kan je niet kopen?
  • Vul het schema in.
timer
15:00
Klaar?
๐Ÿง Stel een budgetplan op:
Bepaal een maandbudget.
Schrijf op hoeveel je wilt sparen en hoe je dat doet.
Maak een kort plan!

Slide 15 - Tekstslide

Type hier een titel
๐Ÿ—ฃ๏ธ๐Ÿ’ธPraten over je uitgaven.
A: Wat zijn je grootste uitgaven?
B: Mijn grootste uitgave is โ€ฆ
A: Welke uitgaven zijn niet echt nodig?
B: Ik kan misschien minder โ€ฆ kopen.
A: Heb je genoeg geld of kom je tekort?
B: Ik heb genoeg / te weinig geld per maand.
A: Hoe kun je besparen?
B: Ik zou โ€ฆ minder kopen, zodat ik geld overhoud.
timer
5:00

Slide 16 - Tekstslide

Type hier een titel
๐ŸŒŸ Geld besparen
Hoe kun je geld besparen?
Schrijf samen 3 manieren op om geld te besparen. 

  • Minder snacks ๐ŸŸ kopen.
  • Tweedehands kleding kopen ๐Ÿ‘š.
timer
7:00

Slide 17 - Tekstslide

Manieren om geld te besparen.

Slide 18 - Woordweb

Type hier een titel
 Vergelijken en bespreken
๐Ÿ“„ Opdracht: Vergelijk uitgaven en besparingen.
๐Ÿ’ก Bespreek: Wat is hetzelfde? Wat is anders?
๐Ÿ“ Schrijf een korte samenvatting:
"Wij geven allebei veel geld uit aan โ€ฆ, maar ik bespaar op โ€ฆ terwijl hij/zij โ€ฆ belangrijk vindt."
timer
10:00
Klaar? Opdracht in DISK maken.

Slide 19 - Tekstslide

Type hier een titel
โ“Wat doe je?

Slide 20 - Tekstslide

Type hier een titel
โœ๏ธ Schrijfopdracht: Mijn uitgaven en besparingen
  • Schrijf een korte tekst over jouw uitgaven en manieren waarop jij kunt besparen. 
  • Schrijf minimaal 6 zinnen
  • Gebruik minimaal 3 woorden van het bord.
  • Je maakt deze opdracht in je schrijfschrift.
๐Ÿ“œ Voorbeeldtekst:
"Elke maand geef ik ongeveer 50 euro uit aan kleding en 20 euro aan snacks. Mijn grootste uitgave is mijn telefoonabonnement, dat kost 30 euro per maand. Soms heb ik te weinig geld, dus ik wil minder snacks kopen en meer sparen."
Klaar?
DISK grammatica vanaf 3.10

Slide 21 - Tekstslide


Huiswerk voor maandag 2e uur:
Woordenschat opdracht in teams helemaal klaar en ingeleverd. 
Huiswerk

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide