Werkwoordspelling herhalen

• Spelling
• Basisschool
• Groep 7

Persoonsvorm

Het meisje …… van de glijbaan

1. glijd
2. glijdt
3. glijt

Zij ….. de som te maken

1. weigerdt
2. weigert

Kim ….. haar vriendin.

1. troostt
2. troostten
3. troos
4. troostte

Papa …. gisteren de deur

1. verft
2. vervde
3. verfde
4. verfte

De landen …… de oorlog uit.

1. vechtten
2. vochtten
3. vochten
4. vochtte

Ik …. vorige week het woord foutloos.

1. spelde
2. spelte
3. spel
4. spelden

Wij hebben samen ……..

1. gespeld
2. gespelt
3. gespeeld
4. gespeelt

De hond ……. naar de postbode.

1. blafte
2. blaftte
3. blafde

Ik …. alle vragen van de toets.

1. onthoudde
2. onthield
3. onthieldt

Ik …. vroeger niet van broccoli

1. hield
2. houdde
3. houdden
4. hieldt

Wij ….. gisteren in de speeltuin

1. spelden
2. speelden
3. speeldden

Ik ….. het water over de planten.

1. giette
2. goott
3. goodt
4. goot