Werkwoordspelling herhalen
1 / 18
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
De dokter heeft de patiënt ……..
A
behandeld
B
behandelt
Slide 2 - Quizvraag
Het meisje …… van de glijbaan
A
glijd
B
glijdt
C
glijt
Slide 3 - Quizvraag
Zij ….. de som te maken
A
weigerdt
B
weigert
Slide 4 - Quizvraag
De diefstal wordt ……. bij de politie.
A
gemelt
B
gemeldt
C
gemeld
Slide 5 - Quizvraag
Kim ….. haar vriendin.
A
troostt
B
troostten
C
troos
D
troostte
Slide 6 - Quizvraag
Papa …. gisteren de deur
A
verft
B
vervde
C
verfde
D
verfte
Slide 7 - Quizvraag
De landen …… de oorlog uit.
A
vechtten
B
vochtten
C
vochten
D
vochtte
Slide 8 - Quizvraag
Ik …. vorige week het woord foutloos.
A
spelde
B
spelte
C
spel
D
spelden
Slide 9 - Quizvraag
Wij hebben samen ……..
A
gespeld
B
gespelt
C
gespeeld
D
gespeelt
Slide 10 - Quizvraag
De hond ……. naar de postbode.
A
blafte
B
blaftte
C
blafde
Slide 11 - Quizvraag
Ik …. alle vragen van de toets.
A
onthoudde
B
onthield
C
onthieldt
Slide 12 - Quizvraag
De leerkrachten hebben uitgebreid …….
A
vergaderdt
B
vergadert
C
vergaderd
Slide 13 - Quizvraag
Ik …. vroeger niet van broccoli
A
hield
B
houdde
C
houdden
D
hieldt
Slide 14 - Quizvraag
Wij hebben nieuwe schoenen …..
A
gekoopt
B
gekocht
Slide 15 - Quizvraag
Wij ….. gisteren in de speeltuin
A
spelden
B
speelden
C
speeldden
Slide 16 - Quizvraag
Ik ….. het water over de planten.
A
giette
B
goott
C
goodt
D
goot
Slide 17 - Quizvraag
De paarden hebben op de wei …..
A
gegrazen
B
gegraazd
C
gegraast
D
gegraasd
