HERHALING LEZEN H1, H2, De Brug

Welkom!
Pak je laptop en doe mee met LessonUp
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom!
Pak je laptop en doe mee met LessonUp

Slide 1 - Tekstslide

Wat moet je leren?
  • Hoofdstuk 1 - Lezen (blz 12)
  • Hoofdstuk 2 - Lezen (blz 42
  • De Brug Lezen (blz  236 - 247)

Slide 2 - Tekstslide

Welke vier manieren van lezen zijn er?

Slide 3 - Open vraag

Hoe lees je als je kijkt naar de titel, tussenkopjes, plaatjes en de eerste alinea?
A
oriënterend
B
globaal
C
zoekend
D
precies

Slide 4 - Quizvraag

Welke leesstrategie gebruik je om het onderwerp te vinden?
A
oriënterend lezen
B
globaal lezen
C
zoekend lezen
D
precies lezen

Slide 5 - Quizvraag

Welke leesstrategie gebruik je?
De betekenis van een woord zoeken in het woordenboek.
A
oriënterend
B
globaal
C
zoekend
D
precies

Slide 6 - Quizvraag

Wat betekent 'bron van de tekst'?

Slide 7 - Open vraag

Bron van de tekst
'De bron van de tekst' betekent 'waar de tekst vandaan komt'. Meestal staat de bron van de tekst onderaan de tekst, vaak in een andere kleur of ander lettertype.

Slide 8 - Tekstslide

Het onderwerp van een tekst
Het onderwerp van een tekst vertelt je waar een tekst over gaat. Dit is belangrijk om te weten, zodat je de tekst beter kunt begrijpen. Je noteert het onderwerp van een tekst zo kort mogelijk, in één of enkele woorden, nooit in een hele zin. 
Je leest de tekst oriënterend
 titel - illustraties - lees de inleiding - tussenkopjes - andere opvallende zaken 

Slide 9 - Tekstslide

Om het onderwerp van een tekst te vinden, stel je de vraag:
A
Wat vindt de schrijver van de tekst?
B
Waar gaat deze tekst over?
C
Wat vind ik van de tekst?

Slide 10 - Quizvraag

Het onderwerp van de tekst noteer je in:
A
Een paar woorden.
B
Een hele zin.
C
In twee of meer zinnen.

Slide 11 - Quizvraag

Lees onderstaande tekst en beantwoord zo de vragen
Een dorp vol poppen
1] In het Japanse plattelandsdorpje Nagoro wonen nog maar een paar mensen. Iedereen is verhuisd naar de stad, op zoek naar werk. Een eenzame achterblijfster vindt het maar een ongezellige boel. Daarom vult ze het lege dorp weer op met poppen. 
2] Een jaar of veertig geleden woonden er 150 mensen in Nagoro...


Slide 12 - Tekstslide

Wat is het onderwerp van deze tekst?

Slide 13 - Open vraag

Hoe heb je het onderwerp gevonden?

Slide 14 - Open vraag

Wat is het onderwerp van deze tekst?

In het schooljaar 2019-2020 gingen de centrale examens niet door vanwege Corona. Veel leerlingen vonden dit erg jammer. Ze hadden graag willen ervaren hoe het zou zijn om samen in een gymzaal de examens te moeten maken. Nu er geen examens zijn gemaakt, weten de leerlingen ook niet of ze ooit officieel geslaagd zouden zijn. Hopelijk gaan dit schooljaar de examens wel gewoon door.

Slide 15 - Open vraag

De hoofdgedachte is...
A
de kernzin
B
de hoofdzaken
C
het belangrijkste van een tekst in één zin.
D
de samenvatting

Slide 16 - Quizvraag

Hoofdgedachte
De hoofdgedachte is een volledige zin die samenvat wat in de tekst over het onderwerp gezegd wordt.


De hoofdgedachte vind je vaak in de inleiding of het slot van een tekst. Soms staat de hoofdgedachte letterlijk in de tekst, soms moet je de hoofdgedachte zelf samenstellen.

Slide 17 - Tekstslide

Waar vind je de hoofdgedachte van een tekst meestal?
A
in de inleiding
B
in de titel
C
in het slot
D
in het middenstuk

Slide 18 - Quizvraag

In welke drie delen kun je de meeste teksten verdelen?

Slide 19 - Open vraag

Een tekst bestaat vaak uit drie delen
Inleiding - middenstuk - slot.
In het middenstuk staat de meeste informatie (kern).

Er worden verschillende aspecten van het onderwerp besproken. Dit noem je: deelonderwerpen (tussenkopjes).

Slide 20 - Tekstslide

In welk deel van de tekst vind je de kern (het belangrijkste)?
A
inleiding
B
middenstuk
C
slot
D
inleiding en slot

Slide 21 - Quizvraag

Hoe vind je deelonderwerpen?
Je leest de tekst globaal.
Dit betekent: de eerste en laatste zin van alle alinea's lezen.

Als je iets wilt opzoeken, ga je zoekend lezen. 
Let dan op: tussenkopjes, anders gedrukte woorden, opvallende tekens.

Slide 22 - Tekstslide

Hoe bepaal je passende tussenkopjes (deelonderwerpen)?
A
door globaal te lezen
B
door zoekend te lezen
C
door oriënterend te lezen
D
door precies te lezen

Slide 23 - Quizvraag

Welke leesstrategie gebruik je?
Een fictieboek of schoolboektekst helemaal lezen.
A
oriënterend
B
precies
C
zoekend
D
globaal

Slide 24 - Quizvraag

Ik moet leren voor een toets, welke leesstrategie pas ik toe?
A
Zoekend lezen
B
Precies lezen
C
Oriënterend lezen
D
Globaal lezen

Slide 25 - Quizvraag

Wat doe je als je in een folder de openingstijden van een dierentuin zoekt?
A
De hele tekst precies lezen
B
zoekend lezen
C
oriënterend lezen
D
globaal lezen

Slide 26 - Quizvraag


Hoofdgedachte?
A
Door alle inspanningen van de gemeente wordt Zwolle gezien als een fietsstad.
B
Door het aanleggen van fietsstraten denkt de gemeente Zwolle dat de binnenstad verkeersveiliger wordt.
C
Een fietsstraat is een straat die ingericht is als een soort fietspad waar ook auto’s op mogen rijden.
D
Door de fietsstraten zijn de belangrijke fietsroutes voor fietsers en automobilisten beter herkenbaar.

Slide 27 - Quizvraag


Wat is de hoofdgedachte?
A
Man vindt vogelspin in fruit, dit is vrij uniek.
B
Arnhemmer Bart van den Akker houdt van druiven.
C
Albert Heijn vindt de vondst van een vogelspin uitzonderlijk.
D
De vrouw van Bart van den Akker koopt druiven.

Slide 28 - Quizvraag

Klaar! Wat nu?
Je mag kiezen:
- Leren voor de toets (maak bijvoorbeeld een samenvatting!)
- Ga lezen in je leesboek

Slide 29 - Tekstslide