Les 1. Dierdiversiteit

• Biologie
• MBO
• Studiejaar 3

Zoölogie

Les 1. Dierdiversiteit

Wanneer is iets een dier?

Dieren

Meercelligen

Heterotroof

Eukaryoten

Met weefsels die ontstaan uit lagen vanaf de embryo fase

Geen celwand

Cellen

(veel) dieren hebben twee soorten cellen die andere organismen niet hebben.

Spiercellen

Zenuwcellen

Voortplanting

Veel dieren planten seksueel voor

De diploïde fase domineert

Haploïde fase alleen in geslachtscellen

Blauwdruk

Elke soort heeft zijn eigen blauwdruk voor het lichaam

Symmetrie

Weefsels

Holtes

Protostomen en deuterostomen

Kanten

Dorsale kant = bovenkant

Ventrale kant = onderkant

Anterieur = voorkant 

Posterieur = achterkant

De symmetrie van een dier past bij zijn levensstijl 

Weefsels

Collecties gespecialiseerde cellen geïsoleerd van andere weefsels door membraan achtige lagen

'Germlayers'

Endoderm

Ectoderm

Mesoderm

Dipoblasten en tripoblasten

Holtes

Meeste tripoblasten hebben holtes gevuld met lucht of vocht (coelom)

Protostomen en deuterostomen

Ingedeeld op basis van ontwikkeling

- Klievingsdelingen

- Vorming van holtes

- Bestemming blastopore 

Sponzen - Porifera

Basale dieren die echte weefsels missen.

Meercellig, vast aan substraat in water

8400 soorten bekend

Tot 9 km diep

Suspensie eters

Ze eten voedsel dat in het water zit dat langs hun lichaam komt. 

Hermafrodiet 

Bekersponzen

Geweisponzen

Korstsponzen