BS 6: Celdeling

• Biologie
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 1

Welkom!

Doe je telefoon in je tas

Ga op je plek zitten

Log in bij LessonUp en open je boek op blz. 122

Planning

• Terugblik
• Handelingsdeel
  
• Leerdoelen
• Uitleg BS 6
  
• Oefenen met BS 6
  
• Huiswerk
• Afsluiting

Handelingsdeel

Volgende week donderdag (1 dec)

- Opdracht microscopie + schematische tekening

- Preparaat maken, scherpstellen en tekenen.

Bereid je voor! Lees de tekenregels nog eens, leer de onderdelen van microscopen en hoe je een preparaat maakt.

Terugblik

In de celkern van een menselijke cel zitten ... chromosomen.

1. 37
2. 46
3. 48
4. 53

BS 6: Celdeling

Leerdoelen

• Je kunt beschrijven hoe een cel zich deelt.
• Je kunt de kenmerken van stamcellen noemen.

Nieuwe cellen

Cellen hebben een bepaalde levensduur. 

- Botcellen -> 10 jaar

- Spiercellen -> 50 dagen

- Huidcellen -> 28 dagen

Door celdeling ontstaan steeds nieuwe cellen, waardoor de totale hoeveelheid cellen niet afneemt. 

Celdeling

1. In de moedercel worden chromosomen in de celkern gekopieerd.
2. Er ontstaan twee kernen, met beide 46 chromosomen. 
3. De cel deelt zich, waaruit twee dochtercellen ontstaan.
4. Plasmagroei zorgt er voor dat cytoplasma aangemaakt wordt.

Down syndroom

Hoe gebeurt dit?

Vader

De celcyclus

Stamcellen

Stamcellen: cellen die zich oneindig kunnen delen.

- Zorgen voor groei en herstel

Na celdeling kunnen deze cellen zich specialiseren.

- Stamcellen in spieren -> spiercellen
- Stamcellen in het beenmerg -> verschillende soorten cellen     (vetcel, een botcel of een bloedcel)

Embryonale stamcellen

Embryonale stamcellen kunnen elke soort lichaamscel worden.

Zijn er nog vragen?

Oefenen met de leerdoelen!

Bij celdeling is de juiste volgorde:

1. celdeling - plasmagroei - kerndeling
2. plasmagroei - kerndeling - celdeling
3. kerndeling - celdeling - plasmagroei

Stamcellen zijn celen die zich oneindig vaak kunnen delen.
Wat is er bijzonder aan embryonale stamcellen?

1. Die komen alleen voor bij embryo’s
2. Die kunnen nog elke type cel worden
3. Die kunnen niet meer delen
4. Die kunnen nooit een even aantal chromosomen hebben

Huiswerk

Maak van 2.6 opdracht 1 t/m 7 (blz. 124)

Weet je een vraag niet? Lees de tekst nog eens. Vraag het daarna pas aan de docent.

Klaar? Kijk je huiswerk na, flitskaarten, test jezelf,

Biologiepagina, lees de basisstof nog eens