vwo 1 tekstverbanden & signaalwoorden

Welkom 
Nederlands

Tekstverbanden & signaalwoorden
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1-4

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Welkom 
Nederlands

Tekstverbanden & signaalwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Lezen
timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Je leert wat tekstverbanden zijn.
  • Je leert wat signaalwoorden zijn.
  • Je leert signaalwoorden die bij het opsommend tekstverband horen.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Begrippen
  • Tekstverband: verband tussen woorden, zinnen en alinea's.
  • Signaalwoorden: Woorden die de schrijver gebruikt om de relatie tussen de woorden (of zinnen of alinea's) aan te geven. 

Slide 5 - Tekstslide

Opsommend tekstverband

Geeft een opsomming tussen woorden, zinnen of alinea's aan.

Signaalwoorden: en, ook, ten eerste, ten tweede, vervolgens

Slide 6 - Tekstslide

Voorbeeld opsommend verband
Welke signaalwoorden zie je? Schrijf ze op in je schrift.

Henkie heeft goed zijn best gedaan voor de toets. Hij heeft zijn huiswerk gemaakt en hij heeft het nagekeken. Bovendien heeft hij zijn vragen gesteld. Daarnaast is hij ruim op tijd begonnen met het leren van de lesstof. Ten slotte heeft hij een oefentoets gemaakt.
timer
1:00

Slide 7 - Tekstslide

Henkie heeft goed zijn best gedaan voor de toets. Hij heeft zijn huiswerk gemaakt en hij heeft het nagekeken. Bovendien heeft hij zijn vragen gesteld. Daarnaast is hij ruim op tijd begonnen met het leren van de lesstof. Hij heeft ten slotte een oefentoets gemaakt.

Slide 8 - Tekstslide

Tijdsvolgorde
Voordat, nadat, eerst, daarna, wanneer, vroeger.

Slide 9 - Tekstslide

Tegenstellend verband
Geeft een tegenstelling aan tussen woorden, zinnen of alinea's.

Signaalwoorden: maar, echter, toch, daarentegen, integendeel, etc.

Slide 10 - Tekstslide

Oefenen
  • Je gaat straks een tekst lezen. 
  • Welk tekstverband zie je daar veel in terug? Welke bijbehorende signaalwoorden zie je hiervoor? Schrijf deze in je schrift.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Link

Maak een foto van je antwoord en lever deze hier in.

Slide 13 - Open vraag

Moeilijke woorden
  • Lees het artikel nu nog een keer. 
  • Markeer minimaal 3 moeilijk(st)e woorden en schrijf deze op in je schrift. 
  • Overleg met je buurman/buurvrouw wat deze woorden zullen betekenen. Probeer de betekenis uit de context te halen. 
  • Kom je er niet uit? Gebruik dán pas het online woordenboek. 

Slide 14 - Tekstslide

Maak een foto van de moeilijke woorden en hun betekenis en lever deze hier in.

Slide 15 - Open vraag

Samen lezen tekst 2
  • Papieren lesboek
  • Klassikaal: lezen tekst 1paragraaf 2.3
  • Tekstverbanden: signaalwoorden opsommend verband opzoeken
  • Moeilijke woorden markeren
  • Duo's: betekenis achterhalen
  • Klassikaal: nabespreken 

Slide 16 - Tekstslide

Werken aan de weektaak

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Vergelijkend
Zo, evenals, in vergelijking met, soortgelijk(e)

Slide 19 - Tekstslide

Oorzaak – gevolg
Door, doordat, waardoor, te danken aan

Slide 20 - Tekstslide

Doel – middel
Om te, daarmee, waarmee, door middel van

Slide 21 - Tekstslide


Voorbeeld/ toelichting
Een voorbeeld ( hier)van, ter illustratie, bijvoorbeeld, zoals

Slide 22 - Tekstslide

Verklaring / argument
Want, omdat, daarom, vanwege, immers,

Slide 23 - Tekstslide

Voorwaarde
Als, wanneer, tenzij, in (voor) het geval dat

Slide 24 - Tekstslide

Samenvatting / conclusie
Samengevat, kortom, dus, al met al, vandaar dat

Slide 25 - Tekstslide

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor een opsomming?
A
zoals
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan

Slide 26 - Quizvraag

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor reden?
A
ten eerste
B
omdat
C
bijvoorbeeld
D
maar

Slide 27 - Quizvraag

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor een tegenstelling?
A
zoals
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan

Slide 28 - Quizvraag

Wat is een signaalwoord
Wat zijn signaalwoorden?
A
Woorden die verbanden tussen zinnen leggen
B
Woorden die zelfstandig een betekenis hebben
C
Woorden die iets zeggen over het zelfstandig naamwoord
D
Woorden die extra informatie geven

Slide 29 - Quizvraag

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor een voorwaarde?
A
En
B
Maar
C
Mits
D
Dus

Slide 30 - Quizvraag

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor voorbeeld?
A
toch
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan

Slide 31 - Quizvraag

Welk signaalwoord is GEEN signaalwoord voor tegenstelling?
A
zoals
B
maar
C
tegenover
D
daarentegen

Slide 32 - Quizvraag

Welk signaalwoord is GEEN signaalwoord voor 'tijd'?
A
eerst
B
ten slotte
C
daarna
D
denk aan

Slide 33 - Quizvraag

Zelfstandig werken
TH: Je maakt van $4 Tekstverbanden en signaalwoorden:

opdracht 5, 6 en 7, blz. 25 (theorie van blz. 21)
HA: Je maakt $3 Tekstverbanden en signaalwoorden:
opdracht 6, 7 en 8, blz. 22 (theorie van blz. 18)
A: opdracht 6, 7 en 8



timer
20:00

Slide 34 - Tekstslide

Toets: Meer dan lezen (cursus 1)
TH: $1 t/m $4 (herhaling lj1, stappenplan lezen, onbekende woorden, tekstverbanden en signaalwoorden)
HA: $1 t/m 3 (herhaling lj.1, tekstverbanden en signaalwoorden)
A: $1 t/m 3 (herhaling lj.1, tekstverbanden en signaalwoorden)
Datum: dinsdag 17 oktober 2023

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Link

Fragment HA boek
Bij vraag 6. en 7.

Slide 37 - Tekstslide

Ken je nu 'signaalwoorden' in een tekst herkennen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 38 - Poll

Wat heb je deze les geleerd?

Slide 39 - Open vraag