Bepaald door de tolerantiegrens voor abiotische factoren (=beperkende factor)
Slide 20 - Tekstslide
Biotisch
Abiotisch
Wind
Lucht
Zuurstof
Water
Grond
Roofvijanden
Soort
genoten
Plant
Bacterie
Voedsel
Slide 21 - Sleepvraag
Is het tolerantiegebied van een organisme een biotische factor of een abiotische factor?
A
Biotische factor
B
Abiotische factor
Slide 22 - Quizvraag
Welke soort heeft de grootste tolerantiegebied voor temperatuur?
A
A
B
B
C
C
D
D
Slide 23 - Quizvraag
In diagram 1 staat de tolerantie weergegeven van een bepaalde soort voor de concentratie zouten in de omgeving. Er is geen duidelijk optimum-punt te zien, maar een 'tolerantiegebied'. Wat betekent dat?
A
De soort verdraagt schommelingen in zoutconcentratie goed
B
De soort verdraagt schommelingen in zoutconcentratie slecht
C
Het gaat om een soort wat helemaal niet kan overleven in een zoute omgeving
D
Indien de zoutconcentraties nog hoger zijn zal er een optimum ontstaan bij de soort
Slide 24 - Quizvraag
Abiotische factoren
biotische factoren
Licht
Neerslag
Lucht
Wind
Temperatuur
Bodem
Water
Soortgenoten
Voedsel
Roofdieren
Nestgelegenheid
Ziekteverwekkers
Slide 25 - Sleepvraag
Tot welk niveau horen boomalgen die op een boom zitten?
A
Populatie
B
Ecosysteem
C
Orgaan
D
Organisme
Slide 26 - Quizvraag
Takjes om een nestje te bouwen zijn een
A
biotische factor
B
abiotische factor
Slide 27 - Quizvraag
Hoe zat het ook alweer?
Zet de onderstaande organisatieniveaus in de juiste volgorde van klein naar groot
biosfeer
ecosysteem
levens-
gemeenschap
populatie
organisme
orgaan
weefsel
molecuul
cel
Slide 28 - Sleepvraag
BS 1 ecologie op alle organisatieniveaus
A
Ik beheers deze BS heel goed
B
Ik beheers deze BS nog niet en wil dit zelf uitzoeken