fictie herh h 1 t/m 4

Fictie
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Fictie

Slide 1 - Tekstslide


Schrijf op: wat is het verschil tussen fictie en non-fictie.

Slide 2 - Open vraag

Verhaaltheorie
Je weet straks:
  • wat een vertelperspectief is
  • wanneer personen een round of flat character hebben
  • hoe en waarom een schrijver met tijd speelt in een verhaal
  • hoe een schrijver spanning kan oproepen
  • op welke manieren je een verhaal kan eindigen
  • afsluiten met een korte quiz

Slide 3 - Tekstslide

Perspectief
  • Standpunt van waaruit een schrijver een verhaal vertelt. 
Eerste persoon: ik-figuur- je krijgt gedachten en gevoelens te lezen. Ik-figuur is meestal niet de schrijver zelf.
Derde persoon: hij/zij figuur.
Wisselend perspectief: je komt als lezer meer te weten over verschillende personages.

Slide 4 - Tekstslide

Hoofd- en bijpersonen
Round character
  • Hoofdpersonen.
  • Je leert hun karakter kennen.
  • Ze veranderen door gebeurtenissen in het verhaal.
Flat character
  • Bijpersonen.
  • Personen zijn nodig voor verhaal.
  • Je weet weinig van ze.
  • Soms alleen hun naam of soms weet je iets van hun uiterlijk.

Slide 5 - Tekstslide

Spelen met tijd
  • Chronologisch. Schrijver volgt de tijd.
  • Verhaal begint bij begin (ab ovo=letterlijk: uit het ei).
  • Terugblik vanaf het midden (in medias res) door middel van flashbacks.
  • Terugblik vanaf het einde (post rem) door middel van flashbacks.
  • Flashforwards/flashbacks: vooruitblikken geven of terugkijken.

Slide 6 - Tekstslide

Hoe eindigt een verhaal?
  • Gesloten einde. Vragen zijn beantwoord.
  • Open einde. Je moet als lezer zelf bedenken wat er gebeurd kan zijn. 

Slide 7 - Tekstslide

Spanning oproepen
  • Schrijver kan met tijd spelen:terugkijken of vooruitblikken.
  • De schrijver gebruikt als decor: nacht, slecht weer, mensen zitten met elkaar opgesloten in een huis, raadselachtige hoofdpersoon, er gebeurt iets spannends aan het begin van het verhaal.
  • Open plekken (uitleg zie filmpje).

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Slide 10 - Link