Thema 1 - les 1 - woorden over wonen

• Taal
• Basisschool
• Groep 5

wonen

lesdoel

Ik leer twaalf woorden over

wonen

verloven

      beloven dat je met elkaar gaat trouwen

Mijn zusje is door haar vriend ten huwelijk gevraag. Zij gaan zich nu verloven.

de aanstaande

        de toekomstige man of vrouw

Als je ten huwelijk wordt gevraagd dan wordt je de aanstaande (bruid )genoemd.

de bruid

     een vrouw die gaat trouwen

Mijn zusje is de bruid en zij heeft een hele mooie bruidsjurk aan.

de bruidegom

     een man die gaat trouwen

De vriend van mijn  zusje is de bruidegom.

het bruidspaar

twee mensen die gaan trouwen

Mijn zusje en haar vriend zijn dus het bruidspaar.

in het huwelijk treden

    trouwen

Ze zijn gisteren in het huwelijk getreden. Dis nu zijn ze echt man en vrouw.

de bruiloft

 het trouwfeest

De bruiloft was een geweldig leuk feest.

de gast

iemand die op bezoek komt

Er waren ook heel veel gasten.

De families, maar ook vrienden en vriendinnen van het bruidspaar.

het geschenk

     het cadeau

Natuurlijk moest ik ook een cadeau kopen voor het bruidspaar. Ik gaf ze een bruidstaart als geschenk.

de traditie

     iets wat al lang op dezelfde manier wordt gedaan

De traditie is dat de bruid aan het einde van de dag haar bruidsboeket naar achteren gooit. Vang je het boeket dan ga jij snel trouwen.

traditioneel

     iets op een bepaalde manier doen, zoals het al lang wordt gedaan

Het was een traditionele bruiloft want mijn zusje droeg een echte bruidsjurk.

de trouwdag

     de dag waarop twee mensen gaan trouwen

Gelukkig scheen de zon op de trouwdag van mijn zusje.

we gaan naar snappet

 Thema 2, week 2

Les 16a

We gaan naar

opgave 1d

https: