Thuisonderwijs week 5 les 4 breuken optellen/aftrekken + deel van geheel

Breuken
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Breuken

Slide 1 - Tekstslide

Eerst even herhalen!

Slide 2 - Tekstslide

grote scheuren in de aardkorst die de
aardkorst in delen (aardplaten) verdelen
A
aardbeving
B
breuken
C
aardplaten

Slide 3 - Quizvraag

Sleep de breuken naar de juiste kommagetallen.
0,125
0,33
0,375
0,80
0,67
1/8
2/3
1/3
8/10
4/5
3/8
12,5%
33,3%
37,5%
66,7%
80%

Slide 4 - Sleepvraag

Welke breuken zijn Gelijkwaardig?
1/2
1/3
1/4
2/6
2/8
2/4
12/24
6/18
15/45
10/20
5/10
6/24
8/32
9/36
9/27

Slide 5 - Sleepvraag

breuken optellen
breuken optellen

Slide 6 - Tekstslide

1/6 en 3/6 zijn dus gelijknamig, maar niet gelijkwaardig.
1/6 en 1/2 zijn dus gelijkwaardig maar niet gelijknamig

Slide 7 - Tekstslide

Gelijkwaardige breuken
Gelijkwaardige breuken zijn breuken die evenveel waard zijn
2/4 en 4/8 zijn evenveel waard.
Ze zijn niet gelijknamig maar wel gelijkwaardig

Slide 8 - Tekstslide

Wat is gelijkwaardig?
A
Ze hebben dezelfde noemer.
B
Ze hebben dezelfde teller.
C
Ze zijn evenveel waard.
D
Ze hebben dezelfde naam.

Slide 9 - Quizvraag

welke breuk is gelijkwaardig aan
2/8
A
2/6
B
1/2
C
2/4
D
1/4

Slide 10 - Quizvraag

welke breuk is gelijkwaardig aan
2/8
A
4/16
B
1/2
C
2/4
D
2/6

Slide 11 - Quizvraag

Welke breuk is gelijkwaardig aan 2/3?
A
1/2
B
2/6
C
4/6
D
4/5

Slide 12 - Quizvraag

Welke breuk is gelijkwaardig aan 1/4?
A
1/2
B
3/7
C
4/8
D
3/12

Slide 13 - Quizvraag

Breuken gelijknamig maken
1/4 + 2/8 =

Slide 14 - Tekstslide

Wat is gelijknamig?
A
Ze hebben dezelfde noemer.
B
Ze hebben dezelfde teller.
C
Ze zijn evenveel waard.
D
Ze hebben dezelfde naam.

Slide 15 - Quizvraag

Maak de breuk gelijknamig
61+31
A
61+92
B
61+61
C
61+62
D
61+91

Slide 16 - Quizvraag

Maak de breuk gelijknamig
61+62
A
123
B
61
C
63
D
121

Slide 17 - Quizvraag

Maak de breuk gelijknamig
42+81
A
84+81
B
83+81
C
42+41
D
42+42

Slide 18 - Quizvraag

Maak de breuk gelijknamig
42+21
A
42+42
B
21+22
C
42+41
D
21+41

Slide 19 - Quizvraag

Maak de breuk gelijknamig
42+81
A
84+81
B
83+81
C
42+41
D
42+42

Slide 20 - Quizvraag

Maak de breuk gelijknamig
101+54
A
55+54
B
101+104
C
51+54
D
101+108

Slide 21 - Quizvraag

Maak de breuk gelijknamig
61+31
A
61+92
B
61+61
C
61+62
D
61+91

Slide 22 - Quizvraag

Maak de breuk gelijknamig
42+21
A
42+42
B
21+22
C
42+41
D
21+41

Slide 23 - Quizvraag

Maak de breuk gelijknamig
101+54
A
55+54
B
101+104
C
51+54
D
101+108

Slide 24 - Quizvraag

Slide 25 - Video

gelijknamig maken

Slide 26 - Tekstslide


A
gelijknamig
B
gelijkwaardig
C
geen van beide

Slide 27 - Quizvraag


A
Gelijknamig
B
gelijkwaardig
C
geen van beide

Slide 28 - Quizvraag

Bij breuken optellen moet je de breuken gelijknamig maken
A
Waar
B
Niet waar

Slide 29 - Quizvraag

Welke breuk is gelijknamig met 1/4?
A
1/5
B
2/8
C
3/4
D
5/10

Slide 30 - Quizvraag

Bij breuken vermenigvuldigen moet je de breuken gelijknamig maken
A
Waar
B
Niet waar

Slide 31 - Quizvraag

Bij breuken optellen moet je de breuken gelijknamig maken
A
Waar
B
Niet waar

Slide 32 - Quizvraag

Wat moet je als eerste doen als je twee niet gelijknamige breuken op moet tellen?
A
Gelijknamig maken ( de ondersten gelijk)
B
Bovenste x bovenste Onderste x onderste
C
Bovenste + bovenste Onderste + onderste
D
Ik heb geen idee

Slide 33 - Quizvraag


breuken optellen
52+53=
A
105
B
205=41
C
2023
D
1

Slide 34 - Quizvraag


breuken optellen
52
+
101
A
153
B
105=21
C
52,5
D
1203

Slide 35 - Quizvraag

Kan jij deze som uitrekenen?

Slide 36 - Open vraag

Deel van geheel

Slide 37 - Tekstslide

Deel van een geheel

Slide 38 - Woordweb


Is de onderstaande zin WAAR of NIET WAAR?

"Een onderdeel is een deel van een groter geheel."
Oefen met de moeilijke woorden!
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 39 - Quizvraag

Wat is de formule om deel van geheel sommen uit te rekenen?
A
Geheel : onderste x bovenste
B
Geheel : bovenste x onderste
C
Geheel x onderste
D
Geheel : onderste

Slide 40 - Quizvraag

Oefensommen
1/3 van 240

1/6 van 300

1/10 van 130 


Slide 41 - Tekstslide

Je hebt 250 koeken. 1/5 deel is een stroopwafel. Hoeveel stroopwafels zijn er?

Slide 42 - Open vraag

In de klas zitten 300 kinderen. 1/5 deel van de kinderen draagt een spijkerbroek. Hoeveel kinderen dragen een spijkerbroek?

Slide 43 - Open vraag

Je hebt 400 auto's. 1/4 deel van de auto's is rood. Hoeveel auto's zijn rood?

Slide 44 - Open vraag

Je hebt 600 bloemen. 1/6 deel is rozen. Hoeveel bloemen zijn geen rozen?

Slide 45 - Open vraag