Les 5 la famille - bezit.vnw + oefentoets

BONJOUR tout le monde !
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

BONJOUR tout le monde !

Slide 1 - Tekstslide

Verder oefenen?
Deze Lesson Up heb ik gedeeld, maar eerst moeten we een klas aanmaken de code is: djxlc voor AH14 en voor AH 12 ejovv
Dan kun je deze Lesson Up voor de toets nog een keer oefenen en vergeet niet de diagnostische toets 

Slide 2 - Tekstslide

Mardi le 3 décembre 2024
Le programme pour aujourd'hui :
  • Révision vocabulaire "La famille";
  • 'Les pronoms possessifs' (bezittelijk voornaamwoord);
  • Le verbe (werkwoord) "avoir"(hebben).
Les objectifs d'apprentissage / de leerdoelen:
> Ik kan woorden van A1 t/m A5:
> Ik begrijp wat het bezit.vnw is en hoe je dit in het Frans toepast;
> Ik kan het werkwoord avoir in de tegenwoordige tijd vervoegen.

Slide 3 - Tekstslide

Le SO Frans U2 A1 t/m A5



> Ik kan woorden van A1 t/m A5 vertalen van Frans naar Nederlands en van Nederlands naar Frans;
> Ik begrijp wat het bezit.vnw is en hoe je dit in het Frans toepast;
> Ik kan het werkwoord "avoir"(hebben) in de tegenwoordige tijd vervoegen.
Hoe te leren:
- het boek:
- de online methode van Libre Service: Ga naar Magister, Leermiddelen, Libre Service leerling, 1 HV/A, Unité 2
- Study Go: oefen met Flascards; selecteer Libre Service Junior, 1VWO, Unité 2
 











Slide 4 - Tekstslide

In de SO
Het bezittelijk voornaamwoord:
- Je moet weten of een woord mannelijk enkelvoud (le...un...il...), vrouwelijk enkelvoud (la... une...elle...) of meervoud (les... des... meerdere voornamen) is.
- Je moet de vertaling van mijn, jouw, zijn/ haar kennen;
- Daardoor kan je het bezittelijk voornaamwoord vertalen.

Slide 5 - Tekstslide

mijn = .... (m) / ..... (v) / ..... (meervoud) ?

Slide 6 - Open vraag

jouw = .... (m) / ..... (v) / ..... (meervoud) ?

Slide 7 - Open vraag

zijn/ haar = .... (m) / ..... (v) / ..... (meervoud)?

Slide 8 - Open vraag

L'adjectif possessif - bezit.vnw

Hoort voor het zelfst.nw

C'est mon frère.            = Het is mijn                                               broer

Voilà ma famille.           = Hier is mijn                                          familie.

Slide 9 - Tekstslide

Bij welk woord hoort 'mon'?
Mon agenda est dans la maison de Nisa.
A
agenda
B
dans
C
la maison
D
Nisa

Slide 10 - Quizvraag

Bij welk woord hoort 'mes'?
Mes grands-parents sont des personnes sportives
A
des personnes
B
sont
C
grands-parents
D
.sportives

Slide 11 - Quizvraag

Exemples
1. Marc est mon frère.
2. Ils sont tes parents.
3. C'est sa maison

Slide 12 - Tekstslide

Fais attention !
Als het zelfstandig naamwoord vrouwelijk enkelvoud is en met een klinker of stomme h begint: altijd mon, ton of son!
Amélie est mon amie.  = Amélie is mijn vriendin.
C'est son adresse (v).         


Slide 13 - Tekstslide

Vul het juiste bez. vnw. in:
Je suis dans ... (mijn) école. (v)
A
mon
B
ma
C
ta
D
sa

Slide 14 - Quizvraag

Vul het juiste bez. vnw. in:
Pierre et Marie sont ... (jouw) parents.
A
ses
B
tes
C
ton
D
mes

Slide 15 - Quizvraag

Vul het juiste bez. vnw. in:
George est ... (haar) cousin.
A
son
B
sa
C
ta
D
ton

Slide 16 - Quizvraag

Vul het juiste bez. vnw. in:
7, rue de la Gare est ... (zijn) adresse (v).
A
ta
B
ton
C
sa
D
son

Slide 17 - Quizvraag

Verder oefenen?
Ga naar Magister, Leermiddelen, Libre Service leerling, 1HV/A, Unité 2, Grammaire II: doe de online opdrachten en naar Grammaire I en II extra. Je kan daar zelf de antwoorden nakijken.

Slide 18 - Tekstslide

In de SO: avoir
Je kunt de vervoeging van het werkwoord "avoir"(hebben) in de tegenwoordige tijd;


Slide 19 - Tekstslide

Nous……………………deux chiens.

Slide 20 - Open vraag

Omar ... un chien

Slide 21 - Open vraag

Giel et Solomon ... un chien

Slide 22 - Open vraag

Vous ... une voisine

Slide 23 - Open vraag

Tu ... une soeur

Slide 24 - Open vraag

Vertaal: Nous avons deux chiens

Slide 25 - Open vraag

Vertaal: Il a un chien

Slide 26 - Open vraag

Vertaal: Ils ont un chien

Slide 27 - Open vraag

Vertaal: Vous avez une voisine

Slide 28 - Open vraag

Vertaal: Tu as une soeur

Slide 29 - Open vraag

In de SO: vocabulaire

Slide 30 - Tekstslide

rencontrer

Slide 31 - Open vraag

écouter

Slide 32 - Open vraag

de oom

Slide 33 - Open vraag

Verder oefenen?
Ga naar Magister, Leermiddelen, Libre Service leerling, 1HV/A, Unité 2, Grammaire II: doe de online opdrachten en ga ook naar Grammaire I en II extra. Je kan daar zelf de antwoorden nakijken. Study Go: oefen met Flascards; selecteer Libre Service Junior, 1VWO, Unité 2
 

Slide 34 - Tekstslide