OFL Wk8.1

1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
taalkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Woordsoorten
Doelstelling
:
Verschillende woordsoorten leren kennen in verschillende talen   
Link met curriculum
 
Talen leren - Taalstrategieën. De leerling kan vier verschillende woordsoorten in de drie verschillende vreemde talen onderscheiden. 
Vaardigheden
Vergelijken en leren   
Talen
Nederlands, Engels, Frans, Spaans, Duits  


Slide 2 - Tekstslide

Samen lezen
Iedere taal bestaat uit verschillende woorden. Kijk bijvoorbeeld naar de zinnen die je nu aan het lezen bent. Tel maar even uit hoeveel woorden de vorige zin bestaat! 
Bijna alle woorden hebben een belangrijke functie in de zin. In de volgende lessen gaan jullie kennis maken met een aantal verschillende woordsoorten die in alle talen die wij hier leren bestaan. Zo leren jullie van alles over werkwoorden, zelfstandig naamwoorden, bijvoeglijk naamwoorden en lidwoorden. En dat allemaal in verschillende talen! Wat jullie zullen merken is dat heel veel woorden op elkaar lijken, ook al komen ze uit een andere taal. Net zoals we in de vorige lessen gezien hebben toen we keken naar hoe woorden gevormd werden.
Misschien denk je nu nog: ‘Hmmm.. ik weet eigenlijk niet zo goed wat een lidwoord of een zelfstandig naamwoord is’. Maar dat gaan we dus nu ontdekken!

Slide 3 - Tekstslide

1. Lees de volgende zin: “Het aardige meisje draagt een rode broek.” Bespreek in groepjes van 3 of 4 tot welke woordsoort elk woord in deze zin behoort. Schrijf per woord op of het een zelfstandig naamwoord, een bijvoeglijk naamwoord, een werkwoord of een lidwoord is.

Slide 4 - Open vraag

2. Geef van iedere woordsoort nog een voorbeeld in het Nederlands.

Slide 5 - Open vraag

3. Ken je nog wat woordjes in het Frans, Duits en Spaans? Of misschien wel in andere talen? Bespreek dit twee aan twee en schrijf zoveel mogelijk woorden op in je online document.

Slide 6 - Open vraag

4. Weet je van de woordjes die je bij vraag 3 hebt opgeschreven ook tot welke woordsoort ze behoren? Zijn het zelfstandig naamwoorden, bijvoeglijk naamwoorden of werkwoorden? Schrijf het erbij!

Slide 7 - Open vraag

Samen lezen
Wat zijn werkwoorden? Werkwoorden zijn woorden die aangeven welke handeling of toestand of welk proces in de zin centraal staat. Werkwoorden geven aan in welke tijd de zin staat: de verleden, tegenwoordige of toekomende tijd. Het werkwoord past zich altijd aan het onderwerp van de zin aan; als het onderwerp in de eerste persoon enkelvoud staat, moet het werkwoord dat ook zijn. 



Slide 8 - Tekstslide

Samen lezen 
1. Ik ga met de trein naar mijn werk.  
(eerste persoon enkelvoud, tegenwoordige tijd)
2. De meisjes hebben de hele middag verstoppertje gespeeld.
(derde persoon meervoud, voltooid tegenwoordige tijd)

Als in een zin meer dan één werkwoord staat, is een van die werkwoorden het hoofdwerkwoord. De andere werkwoorden zijn hulpwerkwoorden.

Het gemakkelijke is dat dit voor alle talen hetzelfde geldt!

Slide 9 - Tekstslide

1. Bekijk twee aan twee de werkwoorden in het schema. Geef de woorden die op elkaar lijken dezelfde kleur.

Slide 10 - Tekstslide

2. Waarom denk je dat het moeilijk is om werkwoorden te leren? Bespreek dit met je buurman en schrijf op.

Slide 11 - Open vraag

3. Waarom denk je dat het belangrijk is om werkwoorden te leren? Bespreek dit met je buurman en schrijf op.

Slide 12 - Open vraag

Huiswerk
Leer de Nederlandse betekenis van de 10 Franse, Spaanse en Duitse werkwoorden van onderdeel B

Slide 13 - Tekstslide