Woordsoorten

Woordsoorten
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 7

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Woordsoorten

Slide 1 - Tekstslide

Welke woordsoorten gaan we oefenen?
Zelfstandig naamwoord
Werkwoorden
Bijvoeglijk naamwoorden
Lidwoorden
Voorzetsels

Slide 2 - Tekstslide

ZELFSTANDIG NAAMWOORD

Woorden voor:



  1. mensen
  2. dieren
  3. planten/natuurverschijnselen
  4. dingen/gevoel
  5. (eigen) namen

Slide 3 - Tekstslide

Zelfstandig naamwoord

Slide 4 - Woordweb

WERKWOORD

  1. werkwoorden = doe-woorden
  2. zegt wat iets of iemand doet of overkomt
  3. kan vervoegd worden (kan verschillende vormen hebben)




Slide 5 - Tekstslide

Werkwoorden

Slide 6 - Woordweb

LIDWOORD

  1. de
  2. het 
  3. een 

Slide 7 - Tekstslide

BIJVOEGLIJK NAAMWOORD

Vertelt meer over een zelfstandig naamwoord


  1. het spannende boek
  2. een spannend boek'
  3. het boek is spannend

Slide 8 - Tekstslide

Bijvoeglijk 
naamwoord

Slide 9 - Woordweb

VOORZETSEL

Woord dat aangeeft

waar

waar
(... de kooi) in, op, achter, voor, naast, boven, onder... 

Slide 10 - Tekstslide

Voorzetsels

Slide 11 - Woordweb

Welke woordsoort is "school" in deze zin?
De jongen fietst naar school.
A
zelfstandig naamwoord
B
lidwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
voorzetsel

Slide 12 - Quizvraag

Welke woordsoort is "grote" in deze zin?
De grote ballon vliegt door de lucht.
A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
werkwoord

Slide 13 - Quizvraag

Welke woordsoort is "het" in deze zin?

Het kindje is heel moe.
A
voorzetsel
B
zelfstandig naamwoord
C
werkwoord
D
lidwoord

Slide 14 - Quizvraag

Welke woordsoort is "glimt" in deze zin?
De rode auto glimt zo mooi.
A
zelfstandig naamwoord
B
werkwoord
C
lidwoord
D
voorzetsel

Slide 15 - Quizvraag

Welk woordsoort is "naar" in deze zin?

De kinderen lopen naar school.
A
voorzetsel
B
werkwoord
C
lidwoord
D
zelfstandig naamwoord

Slide 16 - Quizvraag

Lidwoord
Zelfst. naamw.
Werkwoord
Bijvoeglijk naamw.
Voorzetsel
De
hond
loopt
naar
het
grote
veld.

Slide 17 - Sleepvraag

Lidwoord
Zelfst. naamw.
Werkwoord
Bijvoeglijk naamw.
Voorzetsel
De
meester
dook
van
de
hoge
duikplank.

Slide 18 - Sleepvraag

Welke woordsoort is onderstreept?
Vorige week heb ik een toets voor Nederlands gemaakt.
_______
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
lidwoord

Slide 19 - Quizvraag

Welke woordsoort is onderstreept?
Deze moeilijke toets had ook erg veel vragen.
____________
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
lidwoord

Slide 20 - Quizvraag

Welke woordsoort is onderstreept?
De resultaten van de toets waren niet erg hoog.
____
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
lidwoord

Slide 21 - Quizvraag

Welke woordsoort is onderstreept?
Voor het volgende proefwerk zullen we beter moeten leren.
________
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
lidwoord

Slide 22 - Quizvraag

Welke woordsoort is onderstreept?
Deze les doen we een herhaling van woordsoorten.
_____________
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
lidwoord

Slide 23 - Quizvraag

Welke woordsoort is onderstreept?
We hoeven voor dit hoofdstuk maar 4 woordsoorten te kennen.
__________
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
lidwoord

Slide 24 - Quizvraag

Welke woordsoort is onderstreept?
De makkelijkste woordsoort vind ik het lidwoord.
_________________
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
lidwoord

Slide 25 - Quizvraag