VWO 3 2023-11-10

Welkom
Ga rustig zitten! Pak je pen, schrift en boek erbij.
  • Had je het huiswerk helemaal goed, dan mag je achteraan de klas zitten.
  • Had je het huiswerk niet goed of vragen, ga dan zoveel mogelijk voorin zitten.



1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom
Ga rustig zitten! Pak je pen, schrift en boek erbij.
  • Had je het huiswerk helemaal goed, dan mag je achteraan de klas zitten.
  • Had je het huiswerk niet goed of vragen, ga dan zoveel mogelijk voorin zitten.



Slide 1 - Tekstslide

Programma van vandaag
  • Uitleg over vraag en aanbod
  • Quiz
  • Gemaakte huiswerk: paragraaf 3 -  opdracht 1 t/m 8 
  • of aan de slag met huiswerk voor de volgende keer.

Slide 2 - Tekstslide

Verandering langs de vraaglijn
Een prijsverandering van het product

De ligging van de lijn blijft hetzelfde
Het punt op de lijn wordt anders

Slide 3 - Tekstslide

Verschuiving van de vraaglijn
  • Betekenis van deze vraaglijn?
  • Bij elke prijs is de vraag groter geworden.
  • Oorzaken van grotere vraag?
  • hoger inkomen
  • concurrentie is duurder geworden
  • goede reclame
  • Kortom: er is iets anders dan de prijs veranderd!. De vraaglijn verschuift NIET als de prijs van het product verandert. Als de prijs verandert is er een verschuiving op/ over/langs de lijn.

Slide 4 - Tekstslide

Verschuiving langs de aanbodlijn

Als alleen de prijs verandert.

Slide 5 - Tekstslide

Verschuiving van de aanbodlijn
Het aantal producenten 
- meer producten meer aanbod bij dezelfde prijs (naar rechts)
Variabele kosten 
- dalen deze, dan meer aanbod (naar rechts)
Technische ontwikkelingen - goedkoper/efficiënter, meer aanbod (naar rechts)

Slide 6 - Tekstslide

Marktevenwicht
Het snijpunt van de vraag- en aanbodlijn is het marktevenwicht. Hierbij is de vraag gelijk aan het aanbod (qv = qa).

Bij dit marktevenwicht hoort
de evenwichtsprijs en de
evenwichtshoeveelheid.

Slide 7 - Tekstslide

Wanneer is er sprake van marktevenwicht?

A
daar kruisen vraag- en aanbod lijn
B
prijs die een consument wil betalen
C
levert een producent de optimale Qa
D
betaalt de consument de optimale Prijs

Slide 8 - Quizvraag

qa = 4P - 120 en qv = -2P +240
Bepaal bij welke prijs en
hoeveelheid er marktevenwicht is.
A
P= 20 euro q = 40 stuks
B
P = 60 euro q = 120 stuks
C
P = 60 euro q = 240 stuks

Slide 9 - Quizvraag

Qv = -p + 20 & Qa = 5p - 40
Bepaal bij welke prijs en
hoeveelheid er marktevenwicht is.
A
p = 10 & q = 10
B
p = 4 & q = 16
C
p = 20 & q = 8
D
p = 8 & q = 20

Slide 10 - Quizvraag

Keuze
  • Heb je het huiswerk en de instructie goed begrepen? 
  • Ga dan in stilte aan de slag met het huiswerk voor vrijdag. Het huiswerk is maken paragraaf 3 opdracht 9 t/m 14.

  • Anders doe je mee met de huiswerkbespreking.

Slide 11 - Tekstslide

Opdracht 1



Prijs:       Vraag:                                                  Prijs:        Aanbod:
De vraag blijft gelijk en het aanbod neemt af.
Welke lijn verschuift dan?
  • C. De aanbodlijn verschuift naar links

Slide 12 - Tekstslide

Opdracht 2A
  • Nee, voor schaarse goederen worden productiefactoren opgeofferd. Of de vraag daarbij groter of kleiner is dan het aanbod doet niet ter zake.

Slide 13 - Tekstslide

Opdracht 2B
  • De prijs van benzine stijgt.

Slide 14 - Tekstslide

Opdracht 3
  1. D = Een deel van de vragers kan niet voldoende aardappels kopen.
  2. C  = Vragers gaan 'tegen elkaar opbieden' om de gewenste hoeveelheid aardappels te kunnen kopen.
  3. A = De prijs van aardappels stijgt.
  4. B = De gevraagde hoeveelheid aardappels wordt gelijk aan de aangeboden hoeveelheid aardappels.

Slide 15 - Tekstslide

Opdracht 4
Situatie II: Bij een prijs van 
€ 250 ligt de vraaglijn bij een hogere Q dan de aanbodlijn.
De vraag is dus hoger dan het aanbod.

Slide 16 - Tekstslide

Opdracht 5
A.
  •  Qa = 500.000 × 1,40 – 300.000 = 400.000
B. 
  • Qv = –250.000 × 1,40 + 750.000 = 400.000

Slide 17 - Tekstslide

Opdracht 6A
  • 100P - 1.000 = -100P + 5.000
  • 200P = 6.000 
  • P = 30 
  • Q = 2.000

Slide 18 - Tekstslide

Opdracht 6B
  • 50P - 500 = -200P + 3.000
  •  250P = 3.500 
  • P = 14
  • Q = 200

Slide 19 - Tekstslide

Opdracht 6C
  • 0,5P - 200 = -0,2P + 500
  • 0,7P = 700 
  • P = 1.000
  • Q = 300

Slide 20 - Tekstslide

Opdracht 7
A – D – B – C

Slide 21 - Tekstslide

Opdracht 8A
  • De woningen die te koop worden gezet, staan lang te koop.
  • Is er in Ommen een aanbodoverschot of vraagoverschot?

Slide 22 - Tekstslide

Opdracht 8B
  • De prijs zal dalen.
  • Mensen komen moeilijk van hun huis af.
  • Mensen gaan de vraagprijs verlagen om hun huis sneller te kunnen verkopen.
  • Kopers hebben meer keuze en brengen een lager bod uit.
Opdracht 8B

Slide 23 - Tekstslide

Opdracht 8B
  • De vraag naar huizen is laag, omdat er in Nederland een economische crisis is.
Opdracht 8C

Slide 24 - Tekstslide

Opdracht 8B
  • Grafiek IV. De vraag is gedaald, de vraaglijn verschuift naar links.
Opdracht 8D

Slide 25 - Tekstslide

Opdracht 8B
  • Grafiek III, want de vraag naar huizen neemt toe, dus verschuift de vraaglijn naar rechts. Bij dezelfde prijs past nu een grotere gevraagde hoeveelheid.
Opdracht 8E

Slide 26 - Tekstslide