Kies een schaal voor de tekening, of leidt deze af.
Teken een hulplijn evenwijdig aan F1 door de punt van F2.
Teken een hulplijn evenwijdig aan F2 door de punt van F1.
Teken Fres vanaf het aangrijpingspunt naar het kruispunt van de twee hulplijnen.
Meet deze op, en vermenigvuldig met de schaal.
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Teken de werklijnen in de richting waarin je wilt ontbinden, door het aangrijpingspunt van de krachten
Teken een hulplijn evenwijdig aan de ene werklijn, door de punt van de vector.
Teken een hulplijn evenwijdig aan de andere werklijn, door de punt van de vector.
Teken de componenten vanaf het aangrijpingspunt, naar waar de hulplijnen en werklijnen elkaar kruisen.
Slide 13 - Tekstslide
Fw
FN
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Op voorwerpen die stilstaan of met constante snelheid bewegen werkt geen resulterende kracht; alle krachten heffen elkaar op.
Slide 16 - Tekstslide
Als er op een voorwerp een resulterende kracht werkt, dan zal het voorwerp versnellen als de resulterende kracht in de richting van de beweging is, en vertragen als de resulterende kracht tegen de richting van de beweging in is.
F=m⋅a
Een val zonder luchtweerstand
a g
Slide 17 - Tekstslide
Maak het werkblad
timer
1:00
Slide 18 - Tekstslide
energie
kracht
afstand
W=F⋅s
W=−F⋅s
Wtot=W1+W2+...
Wtot=Fres⋅s
0
Slide 19 - Tekstslide
Ez=m⋅g⋅h
Ek=21⋅m⋅v2
Ech=rV⋅V
Ech=rm⋅m
Eel=P⋅t
Est
Q
28B
Slide 20 - Tekstslide
Energie kan niet verloren gaan.
De totale energie voor is altijd gelijk aan de totale energie na.
Als er arbeid op een voorwerp wordt uitgeoefend, dan zorgt dit voor een verandering in kinetische energie
Evoor=Ena
W=ΔEk
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
hoeveel energie er per seconde wordt omgezet.
U⋅I
F⋅v
tW
tE
het deel van de energie wat nuttig wordt gebruikt.