Aardrijkskunde les 2: Deltawerken

Aardrijkskunde
Les 2
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeBasisschoolGroep 6

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 6 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Aardrijkskunde
Les 2

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



Overstroom ik?

Slide 2 - Tekstslide

Grijp terug naar vorige les. Als het goed is hebben alle leerlingen uitgezocht of zij zouden overstromen. Voeg hierna een filmpje toe waarin je zelf kijkt op de site of gebruik gewoon mijn filmpje uit de volgende slide.

Slide 3 - Video

Deze slide heeft geen instructies



Overstroom ik?
Overstroom jij?

Slide 4 - Tekstslide

Leg uit dat de kinderen straks mogen invullen of zij gaan overstromen. Ze mogen er ook bij zetten of ze een plek hebben gevonden die niet overstroomt. Hoe kan dat? Wat zijn verder de gevolgen?
Overstroom jij?

Slide 5 - Open vraag

Ga in op de opties die tegenkomt. Denk ook hardop in oplossingen. 
Oh ja! Er zijn inmiddels echt al heel wat maatregelen genomen. Dat waren de Deltawerken. En daar gaan we het vandaag ook verder over hebben.
Lesdoel
Aan het einde van deze les weet ik wat en waar de Deltawerken zijn en kan ik drie onderdelen van de Deltawerken noemen.

Slide 6 - Tekstslide

Uitgewerkte doelen (deze hoeven niet expliciet naar de leerlingen gecommuniceerd te worden):
Kennis: Aan het einde van de les weten de kinderen wat de Deltawerken zijn en kunnen zij minimaal drie dammen en/of keringen benoemen.
Vaardigheden: Aan het einde van de les kunnen de kinderen de aanwijzen welke gebieden in Nederland risico lopen in het geval van extreem hoog water.
Houding:  Aan het eind van de les beseffen de kinderen dat de klimaatverandering ook invloed heeft op de waterveiligheid van Nederland en gaan zij bewuster en verantwoordelijker om met het milieu.

Taaldoel: 
Duin, dam, stormvloedkering, dijk, zeearm, delpaplan, deltawerken.
timer
1:00
Wat weet je al van de Deltawerken?

Slide 7 - Woordweb

Geef één minuut de tijd. En geef als hint dat ze even moeten terugdenken aan het laatste stukje van de vorige les.

Slide 8 - Kaart

Ga in gesprek met de kinderen over wat ze nu zien op de kaart. We zien de kaart van Nederland. Waar zien de het meeste water? (Waddenzee/Noordzee) Welke provincie is er zuidwest gelegen? Aan welke zee is dat? We zien nog meer water. Zeearmen. Leg uit dat daar heel veel water binnen zou kunnen komen. Zoom ook weer uit. Herhaal dat een groot deel van Nederland onder de zeespiegel ligt. De Deltawerken moeten dus veel Nederlanders beschermen. Zoom nog verder uit om te laten zien dat Nederland helemaal aan de westkust van Europa ligt.

Hierna stellen we enkele CVB-vragen in quizvorm. Omdat ik in de vorige les heb gezien dat de differentiatie niet werkt zoals ik wilde heb ik hier niet meer gedifferentieerd. Je zou bij elke vraag een kopie kunnen maken en voor de intensieve aanpak twee verkeerde antwoorden weg kunnen halen, en voor de kinderen die meer uitdaging nodig hebben de vragen stellen als een open vraag.
Aan welke zee ligt Nederland?
A
De Noordzee
B
De Grote Zee
C
De Atlantische Oceaan
D
De Zuidzee

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat moeten de Deltawerken tegenhouden?
A
Water
B
Wind
C
Zand
D
Dieren

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welke provincie vind je de meeste onderdelen van de Deltawerken?
A
Friesland
B
Limburg
C
Zeeland
D
Noord-Holland

Slide 11 - Quizvraag

Na deze vraag uitleggen dat Zeeland er ook in Zuid-Holland en het westen van Noord-Brabant onderdelen zijn. Maar dat zal in het volgende filmpje verder worden uitgelegd.
Woordenschat
Deze belangrijke woorden moet je goed kennen voordat je kunt begrijpen wat de Deltawerken zijn.

Slide 12 - Tekstslide

Leg de kinderen uit dat we eerst de termen gaan herhalen die bij de les horen. Het zijn zes begrippen die ze nodig hebben om de rest van de les goed te begrijpen. Als alle begrippen zijn uitgelegd moeten ze er een opdracht mee maken.
Noordzee

De zee ten westen van Nederland.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zeearm

De plekken waar het zeewater het land instroomt.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Duinen

Zandbergen, gemaakt door de natuur, die de zee tegenhouden.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dijken

Heuvels, gebouwd door mensen, om de zee tegen te houden.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dam

Soort dijk in een zeearm, die dwars in het water ligt.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stormvloedkering

Soort dam die open en dicht kan.

Slide 18 - Tekstslide

Waarom heet een stomvloedkering zo? Omdat hij er is om het water te keren bij storm en vloed.
Duinen
Dijk
Stormvloedkering
Gemaakt door mensen
Gemaakt door de natuur
Dam
Zeearmen
Schepen kunnen er doorheen.

Slide 19 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Link

Vertel wat voor filmpje de kinderen gaan kijken. Leg uit dat er eerst weer wat kennis over de watersnoodramp wordt opgehaald. Daarna gaan we meer leren over de Deltawerken. Kijkvraag: Hoe heette het ingewikkelde en kostbare (dus dure plan) om Nederland beter te beschermen tegen de zee?
Hoe heette het ingewikkelde en kostbare om Nederland beter te beschermen tegen de zee?
A
Alfaplan
B
Betaplan
C
Gammaplan
D
Deltaplan

Slide 21 - Quizvraag

Leg weer even uit dat Nederland nooit meer zo'n ramp als de watersnoodramp in 1953 wilde meemaken. Met het Deltaplan maakten ze plannen om zo'n ramp in de toekomst te voorkomen.
Wat voor plannen stonden er in het Deltaplan?
A
Zeearmen werden afgesloten met dammen.
B
Iedereen moest verplicht een zwemdiploma halen.
C
Er mochten minder mensen aan de kust wonen.
D
Zeedijken werden verhoogd.

Slide 22 - Quizvraag

Leg weer even uit dat Nederland nooit meer zo'n ramp als de watersnoodramp in 1953 wilde meemaken. Met het Deltaplan maakten ze plannen om zo'n ramp in de toekomst te voorkomen.
Waar
Niet waar
De schuiven van de Oosterscheldedam gaan OPEN bij storm of springtij.
Zeehonden leven alleen in ZOET water.
Vissen kunnen door de Oosterscheldedam  zwemmen.
De Oosterscheldedam is onderdeel van de Deltawerken.

Slide 23 - Sleepvraag

Van nog wat dingen samen aan de hand van de stellingen in deze slide. De leerlingen slepen ze naar het juiste vak.
Deltawerken, waar allemaal?
Laten we eens kijken naar enkele voorbeelden van bouwwerken die onderdeel zijn van het Deltaplan. De meeste Deltawerken staan in Zeeland.

Slide 24 - Tekstslide

Vertel dat we nu globaal weten wat het Deltaplan is en dat het voor een groot deel in Zeeland te vinden is, maar dat we nu voorbeelden gaan kijken van bouwwerken die er onderdeel van zijn. Er volgt een filmpje dat begint bij 1:50, want pas vanaf dan volgt de relevante info. Kijkvraag: Waarom is Rijkswaterstaat altijd bezig met het verhogen van dijken en het versterken van keringen?

Slide 25 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Waarom is Rijkswaterstaat altijd bezig met het verhogen van dijken en het versterken van keringen?
A
B
C
D

Slide 26 - Quizvraag

Bespreek de twee goede antwoorden en leg uit dat er in het filmpje een heleboel locaties zijn getoond met Deltawerken.
Op de volgende pagina gaan we dat kaartje nader bekijken.

Slide 27 - Tekstslide

Begin bij de Hollandsche IJsselkering. Deze stormvloedkering ligt tussen Capelle aan den IJssel en Krimpen aan den IJssel. Dus vlakbij waar de juf woont! Leg uit hoe deze kering werkt. Die blauw delen zakken naar beneden. Het was het eerste onderdeel van de Deltawerken dat af was: 1958.

Laat dan zien waar de Oosterscheldekering is. De kinderen weten inmiddels als het goed is waar de Oosterschelde is, dus kunnen de naam van deze kering goed onthouden. Dit is het grootste bouwwerk van de Deltawerken en wel 9 km lang. Dit werk is in Zeeland. Herhaal dat de meeste werken in Zeeland zijn, maar we ook werken in Zuid-Holland bespreken omdat die relevanter zijn voor ons.

Open dan de foto van de Maeslantkering. Deze kering is ook belangrijk voor ons. Hij beschermt de Rotterdammers namelijk. Deze kering was in 1997 pas klaar. Dus meer dan veertig jaar na de watersnoodramp. 
Laat alle plaatjes nog eens zien. Alle keringen zien er heel anders uit. De Hollandsche IJsselkering heeft twee grote platen die boven het water hangen en dan naar beneden schuiven. De Oosterscheldekering heeft divers "poortjes" en de Maeslantkering twee grote bogen die vanaf de kant naar elkaar toeschuiven.

Vertel dat we straks drie stellingen zien over de keringen. De leerlingen moeten stelling aan de juiste kering koppelen.




Deze stormvloedkering ligt in de Oosterschelde in Zeeland
Dit is de Maeslantkering
Deze kering ligt in de Hollansche IJssel.

Slide 28 - Sleepvraag

We gaan nu van elk van deze keringen nog meer leren. We binnen met de Hollandsche IJsselkering. Kijkvraag: Hoe groot is de Hollandsche IJsselkering?

Slide 29 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Hoe breed zijn de platen in de Hollandsche IJsselkering?
A
1 kilometer
B
300 meter
C
80 meter
D
1 meter

Slide 30 - Quizvraag

Benadruk dat dat erg groot is. Het volgende filmpje gaat over de Oosterscheldekering. Hoe lang is de Oosterscheldekering?

Slide 31 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Hoe lang is de Oosterscheldekering?
A
9 meter
B
90 meter
C
900 meter
D
9 kilometer (9000 meter)

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 33 - Video

Vertel dat wij in Rotterdam beschermd worden door de Maeslantkering. Inhet filmpje word de geografische locatie al getoond en wordt er in- en uigezoomd. Het is niet nodig om hierbij zelf nog Google Maps te gebruiken.

Kijkvraag: Waarom is de Maeslantkering voor ons, inwoners van Rotterdam, zo belangrijk?
In welke provincie ligt de Maeslantkering?
A
Zeeland
B
Noord-Brabant
C
Zuid-Holland
D
Noord-Holland

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom is de Maeslantkering voor ons, inwoners van Rotterdam, zo belangrijk?

Slide 35 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Noem drie Deltawerken op.

Slide 36 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 37 - Video

Verwijs alvast naar de les Natuur en Techniek. Als ze dit nog gaan doen leg je uit dat ze in die les oplossingen gaan bedenken voor de problemen in de toekomst. Als ze de les al hebben gedaan dan kijk je even terug op de oplossingen die de leerlingen al hadden bedacht.