Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
SCHRIJVEN & FORMULEREN 1 / afstemmen op publiek
Schrijven & Formuleren 1
Afstemmen op publiek
1 / 27
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
In deze les zitten
27 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
60 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Schrijven & Formuleren 1
Afstemmen op publiek
Slide 1 - Tekstslide
Vooraf:
Elke presentatie in Lessonup hoort bij een stukje lesstof uit NU Nederlands.
Op de laatste slide van de presentatie vind je de bijbehorende opdrachten uit Nu Nederlands.
Die opdrachten maak je in de digitale leeromgeving van Nu Nederlands.
Slide 2 - Tekstslide
Deze Lessonup hoort bij:
Onderdeel
SCHR3
, paragraaf 3.1
Aan het einde van deze Lessonup lees je welke opdrachten erbij horen.
Slide 3 - Tekstslide
Wat leer je vandaag?
Ik leer wat formeel en informeel taalgebruik is.
Ik leer hoe ik de juiste woorden kies als ik iemand een e-mail of bericht stuur.
Slide 4 - Tekstslide
Afstemmen op publiek
Als je een tekst schrijft, moet je rekening houden met je
doelgroep.
De
doelgroep
is de groep mensen voor wie je een tekst schrijft.
Voor je begint met schrijven, moet je een goed beeld hebben van je doelgroep,
zodat je het taalgebruik op de doelgroep kunt afstemmen.
Slide 5 - Tekstslide
Voorbeeld
2 teksten met hetzelfde onderwerp. Verschil?
2 teksten met hetzelfde onderwerp. Verschil?
2 teksten met hetzelfde onderwerp. Verschil?
Slide 6 - Tekstslide
Formele taal / informele taal
Formele taal:
Het taalgebruik is
formeel
als je schrijft voor mensen die je niet kent.
De tekst gaat dan meestal over zakelijke dingen.
Als je formeel schrijft, spreek je de lezer aan met 'u' en is je toon beleefd.
Je woordkeus bepaalt de toon van de tekst.
Slide 7 - Tekstslide
Formele taal / informele taal
Informele taal:
Het taalgebruik is
informeel
als je schrijft voor vrienden, bekenden of leeftijdsgenoten.
Het gaat vaak over alledaagse dingen.
Als je informeel schrijft, spreek je de lezer aan met 'je'.
Bij informele taal gebruik je vaak dezelfde woorden als wanneer je spreekt.
Slide 8 - Tekstslide
Informele taal is:
A
Zakelijk
B
Beleefd
C
Spreektaal
D
Zonder woorden
Slide 9 - Quizvraag
Formele taal is:
A
Onbeleefd
B
Zakelijk
C
Iemand aanspreken met 'je'
D
Met populaire woorden als 'chill' of 'relaxed'
Slide 10 - Quizvraag
Aanhef (hoe spreek je iemand aan)
Als je de naam weet:
Geachte heer Janssen
Geachte mevrouw Janssen
Geachte heer of mevrouw Janssen
Als je de naam niet weet:
Geachte heer, geachte mevrouw
Geachte heer of mevrouw
formeel
Slide 11 - Tekstslide
Aanhef
Hoi Martijn
Beste Martijn
Hallo Martijn
Dag Martijn
Hoi Hoi!
Hé Hallo!
Yo Martijn
Informeel
Slide 12 - Tekstslide
Afsluiting (formele taal / informele taal)
Formele taal:
Met vriendelijke groet,
Informele taal:
Groetjes,
Slide 13 - Tekstslide
Formeel of informeel:
Doe je mee aan de ontwerpwedstrijd?
A
Formeel
B
Informeel
Slide 14 - Quizvraag
Formeel of informeel?
Graag hoor ik van u of de minister kan garanderen dat het evenement volgend jaar subsidie krijgt.
A
Formeel
B
Informeel
Slide 15 - Quizvraag
Formeel of informeel?
Geef maar aan of je nog meer attributen nodig hebt voor de sportdag.
A
Formeel
B
Informeel
Slide 16 - Quizvraag
Formeel of informeel?
De maatpakken zullen conform afspraak vrijdag geleverd worden.
A
Formeel
B
Informeel
Slide 17 - Quizvraag
Formeel of informeel?
Het abonnement op dit tijdschrift zeg ik bij dezen op.
A
Formeel
B
Informeel
Slide 18 - Quizvraag
Samenvatting:
Formeel taalgebruik:
duidelijk
(de lezer kan de tekst in één keer begrijpen).
kort & bondig
(de tekst bevat geen overbodige informatie).
beleefd
(de tekst toont respect voor de lezer, vooral door de woordkeuze).
correct
(de tekst bevat geen fouten).
Informeel taalgebruik:
spreektaal
(je schrijft zoals je spreekt).
taalgebruik is 'losjes'
(voor vrienden, kennissen).
Slide 19 - Tekstslide
Opdracht 1
Vul de tekst aan met drie zinnen zonder van toon te veranderen.
Mail het hele bericht in een word document naar martijn.koenders@rijnijssel.nl.
Slide 20 - Tekstslide
Opdracht 2
Vul de tekst aan met drie zinnen zonder van toon te veranderen.
Mail het hele bericht in een word document naar martijn.koenders@rijnijssel.nl.
Slide 21 - Tekstslide
Controle voor jezelf:
Je weet het verschil tussen formeel en informeel taalgebruik?
Je kunt de juiste woorden kiezen om een formeel of informeel bericht te schrijven?
Slide 22 - Tekstslide
Als je NU Nederlands 2e editie gebruikt:
De opdrachten:
Als je alles hebt begrepen ga je zelfstandig aan de slag met de opdrachten in NU Nederlands:
Onderdeel SCHR3 , paragraaf 3.1
Opdracht 1 - 2 - 3 & examenopdracht
Slide 23 - Tekstslide
Als je NU Nederlands 3e editie gebruikt:
De opdrachten:
Als je alles hebt begrepen ga je zelfstandig aan de slag met de opdrachten in NU Nederlands:
Schrijven / paragraaf 1.1:
Opdracht 1 – 2 – 3 – 4 – 5.
Schrijven / paragraaf 1.2:
Opdracht 1 – 2 – 3 – 4.
Slide 24 - Tekstslide
Noem 3 dingen die je vandaag geleerd hebt.
Slide 25 - Woordweb
Waarover wil je graag meer uitleg?
Slide 26 - Woordweb
Wat vond je van deze les?
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 27 - Poll
Meer lessen zoals deze
SCHRIJVEN & FORMULEREN 1 / afstemmen op publiek
Januari 2023
- Les met
30 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
SCHRIJVEN & FORMULEREN 3 / afstemmen op publiek
Juli 2022
- Les met
32 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Schrijven les 2 Formeel en informeel en bedankmail kko2b
Maart 2023
- Les met
32 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Les 2 Schrijven: Formeel en informeel + zakeiijke e-mail
Maart 2023
- Les met
32 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
SCHRIJVEN & FORMULEREN 3 / afstemmen op publiek
Maart 2022
- Les met
22 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
SCHRIJVEN / les 4 / afstemmen op publiek
Januari 2021
- Les met
27 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
SCHRIJVEN 1 (2F) / afstemmen op publiek
November 2024
- Les met
21 slides
Nederlands
MBO
Nederlands formele- en informele taal
Februari 2024
- Les met
20 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1