In het Duits komt er achter het bepalende woord vaak nog een uitgang. De uitgang kan zijn een e, er, es, em, en of het blijft zo. In het Nederlands praten we over het onderwerp (1e naamval), het lijdend voorwerp (4e naamval) en het meewerkend voorwerp (3e naamval). Vaak moeilijk, dus zijn er ook trucjes.
Een naamval is een VORM van een bepalend woord in de zin (een lidwoord, een bez. vnw, een.......)
Slide 3 - Tekstslide
Om te bepalen WELKE naamval (1, 3 of 4) je moet gebruiken, pak je een Spick-o-Thek.
...en ja, er is ook een 2e naamval, maar die slaan we nog over...
Je ziet in de Spick-o-Thek een Schema A en een schema B. Die gebruik je om de juiste naamval te bepalen....kijk maar mee.
Slide 4 - Tekstslide
We gaan deze zin doen.
Ohne sein... Bücher (mv) kann dies... Schüler (m) nicht gut mitmachen.
Zonder zijn boeken kan deze leerling niet goed meedoen.
Slide 5 - Tekstslide
Stap 1 : Bij "sein...." moet je iets invullen. Zet een pijltje naar het woord er voor (=ohne) . Staat Ohne in schema A?
Ohne sein... Bücher (mv) kann dies... Schüler (m) nicht gut mitmachen.
Ohne sein... Bücher (mv) kann dies... Schüler (m) nicht gut mitmachen.
Bij sein... moet je iets gaan invullen. Zet een pijltje en ga naar het woord er voor. (=Ohne). Staat OHNE in schema A van de Spick-o-Thek?
Slide 6 - Tekstslide
Stap 1 : Bij "sein...." moet je iets invullen. Zet een pijltje naar het woord er voor (=ohne) . Staat Ohne in schema A?
Ohne sein... Bücher (mv) kann dies... Schüler (m) nicht gut mitmachen.
Ohne sein... Bücher (mv) kann dies... Schüler (m) nicht gut mitmachen.
Inderdaad. JA. Ohne is een voorzetsel. Dat voorzetsel krijgt altijd de 4e naamval. Dus....sein.... Bücher wordt de 4e naamval.
4e naamval wat? 4e naamval MEERVOUD.
Kijk in de Spick-o-thek.. -e, dus seine
Slide 7 - Tekstslide
Stap 1 : woord uit schema A?
Inderdaad: Ohne +4, zu +3
Ohne sein... Bücher (mv) braucht dies... Schüler (m) nicht zu d... Schule (v) zu gehen.
Blijft over: dies... Schüler - stap 2
Ohne seine Bücher (mv) kann dies... Schüler (m) nicht gut mitmachen.
Door met het 2e deel van de zin. ...dies... Schüler.
- pijltje zetten. Staat kann in schema A???? NEE.
- nu ga je naar SCHEMA B.
De vraagstelling daar is: Kan ik dies... Schüler vervangen door "hij" (1e nv), door "hem" (4e nv), of misschien door aan/voor hem (3e nv)
Slide 8 - Tekstslide
Stap 1 : woord uit schema A?
Inderdaad: Ohne +4, zu +3
Ohne sein... Bücher (mv) braucht dies... Schüler (m) nicht zu d... Schule (v) zu gehen.
Blijft over: dies... Schüler - stap 2
Ohne seine Bücher (mv) kann dies... Schüler (m) nicht gut mitmachen.
Inderdaad. Je kunt zeggen ...zonder zijn boeken kan HIJ niet goed meedoen.
Omdat je HIJ kunt zeggen, vul je de 1e naamval in.
1e naamval WAT? Inderdaad 1e naamval MANNELIJK
Slide 9 - Tekstslide
Stap 1 : woord uit schema A?
Inderdaad: Ohne +4, zu +3
Ohne sein... Bücher (mv) braucht dies... Schüler (m) nicht zu d... Schule (v) zu gehen.
Blijft over: dies... Schüler - stap 2
Ohne seine Bücher (mv) kann dies... Schüler (m) nicht gut mitmachen.
Kijk in de Spick-o-Thek
- je komt in een vak met een zwarte rand.
- Ga je nu naar het GRIJZE deel (dus dan moet je -er invullen, of kijk je bij het witte deel, kijk bij ein, dan hoef je niets in te vullen.
Slide 10 - Tekstslide
Stap 1 : woord uit schema A?
Inderdaad: Ohne +4, zu +3
Ohne sein... Bücher (mv) braucht dies... Schüler (m) nicht zu d... Schule (v) zu gehen.
Blijft over: dies... Schüler - stap 2
Ohne seine Bücher (mv) kann dies... Schüler (m) nicht gut mitmachen.
Om dat te kunnen bepalen moet je boven schema C kijken.
dies- staat in het GRIJZE blok, dus kijk je bij de grijze uitgang (=er)
Ohne seine Bücher kann dieser Schüler nicht mitmachen.
LET OP: schema E hoef je alleen maar te gebruiken als je in een vak met zwarte randen komt.
Slide 11 - Tekstslide
Probeer nu eens deze zinnen. Op de volgende dia staan de antwoorden.
Welch..... Junge (m) hat sein... Hefte (mv) vergessen?
Welke jongen is zijn schriften vergeten?
Bei jed..... Bäcker (m) kann man ein... Brot (o) kaufen.
Bij iedere bakker kan men een brood kopen.
Hat dein.... Schwester (v) das mit ihr.... Lehrer (m) besprochen?
Heeft jouw zus dat met haar leraar besproken?
Slide 12 - Tekstslide
Probeer nu eens deze zinnen. Op de volgende dia staan de antwoorden.
Welcher Junge (m) hat seine Hefte (mv) vergessen?
Welke jongen is zijn schriften vergeten?
Bei jedem Bäcker (m) kann man ein-... Brot (o) kaufen.
Bij iedere bakker kan men een brood kopen.
Hat deine Schwester (v) das mit ihrem Lehrer (m) besprochen?