Week 6: 13.3.2, 13.3.3

• Biologie
• MBO
• Studiejaar 1

Deze week:

Bespreken opdrachten hoofdstuk 14

Herhalen hoofdstuk 14

Herhaling macroscopie en Gramkleuring §13.3.2

Vermeerdering van bacteriën §13.3.3

Bespreken 

Opdracht 8a, 8c, 9, 10 , 16 en 17 van hoofdstuk 14

Welke beschrijving klopt?

1. Geel, gladde rand, glanzend en bol.
2. Geel, gelobde rand, dof en uitspuitend.
3. Geel, golvende rand, glanzend en verheven.
4. Geel, harig, dof en bol.

Welk deel van de bacterie wordt gekleurd bij een gramkleuring?

1. Celkern
2. Cytoplasma
3. Celwand
4. Flagel

Een gram positieve bacterie heeft een........

1. Dunne celwand
2. Dikke celwand
3. Geen celwand

Waaruit bestaat de celwand van een bacterie?

Welke vorm hebben vibrionen?

1. Spiraalvormig
2. Staafvormig
3. Kommavormig
4. Bolvormig

Welke kleur heeft een gram negatieve bacterie?

1. Paars
2. Rood

Wat is de onderscheidende stap in de Gramkleuring?

1. Kristalviolet
2. Lugol
3. Alcohol
4. Saffranine

Welke rangschikking zie je hier?

1. Losliggend
2. Duplo
3. Strepto
4. Stafylo

§13.3.3 Vermeerdering van bacteriën

Binaire deling

• In gunstige omstandigheden
  
• Replicatie (verdubbeling) van het circulaire chromosoom
  
• Celstrekking
  
• Dwarswand twee dochtercellen

Sommige staafvormige bacteriën bij ongunstige omstandigheden. 

Begint bij vorming van 

Bij nog slechtere omstandigheden sterft bacterie af, vrije spore blijft achter. 

Endospore kan later weer uitgroeien tot nieuwe bacterie

Endospore

DNA in een dikke sporenwand binnen in de bacterie

Sporogenese

Het vormen van een spore door een bacterie in ongunstige omstandigheden.

Opdrachten maken

9AC en 10 op pagina 273 (H13)