- Je weet welke regels er zijn voor het schrijven van meervouden.
- Je kan het juiste meervoud van een zelfstandig naamwoord maken.
- Je kan bijzonderheden met meervouden uitleggen.
- Je kan zelf nieuwe voorbeelden vinden of bedenken van meervouden.
-Je weet wat de kenmerken en functies van verschillende zinsdelen zijn in een zin.
- Je kan van een zin bepalen wat verschillende zinsdelen zijn.
- Je kan bijzonderheden met verschillende zinsdelen in een gegeven zin aanwijzen en uitleggen.
- Je kan zelf zinnen maken met verschillende soorten zinsdelen.
- Je weet wat het doel is van signaalwoorden.
- Je kan signaalwoorden voor tekstverbanden opsomming, tijd, reden, oorzaak en gevolg, tegenstelling , voorwaarde, inperking, vergelijking en omschrijving herkennen.
- Je kan uitleggen welke rol signaalwoorden in zinnen en teksten hebben.
- Je kan een tekst beter begrijpen door te letten op signaalwoorden en tekstverbanden.