Het koud klimaat komt voor op de Noordpool, op Antarctica en in hooggebergten, zoals de Alpen en de Himalaya. Het is er het hele jaar ijskoud. Zo letterlijk, dat de grond vaak het hele jaar bevroren is. Dat noemen we permafrost.
Het sneeuwklimaat komt voor op de polen. Af en toe valt er sneeuw. Dit noemen we eeuwige sneeuw, omdat het bijna niet smelt. De Noordpool heeft bijvoorbeeld geen land. Het is één groot blok ijs, waar je dagen overheen kan lopen.
Het hooggebergteklimaat lijkt veel op het sneeuwklimaat.
Het toendraklimaat is minder koud. Daarom komen daar wel planten voor. Het zijn vooral vetplantjes, want die zijn het sterkst en overleven daarom de vorst. Hier leven de Lappen en de Eskimo's.