§ 4.2 Keizers, koningen en heren

Programma les 1
1. Bespreken doel 3. Hofstelsel                                                                              (10 min)
2. Voorkennis hofstelsel (4.1)                                                                                  (10 min)  
3. Kort verhaal  koning Clovis                                                                                (10 min)
4. Aan de slag met nieuwe heersers in Europa (doel 1 & 2)                     (20 min)


1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Programma les 1
1. Bespreken doel 3. Hofstelsel                                                                              (10 min)
2. Voorkennis hofstelsel (4.1)                                                                                  (10 min)  
3. Kort verhaal  koning Clovis                                                                                (10 min)
4. Aan de slag met nieuwe heersers in Europa (doel 1 & 2)                     (20 min)


Slide 1 - Tekstslide

§ 4.1 Leven op het platteland

Slide 2 - Tekstslide

De vroege middeleeuwen zijn van ....
A
500 tot 1500 n.Chr.
B
500 tot 1000 n.Chr.
C
1000 tot 1500 n.Chr.
D
500 v.Chr. tot 500 n. Chr

Slide 3 - Quizvraag

H4. Boeren, heren en monniken
4.1 Leven op het platteland
1. Ik kan uitleggen hoe de economie in de vroege middeleeuwen in West-Europa eruit zag. (blz. 17)
- Leg uit wat er veranderde vanaf 500 na Chr.
- Leg uit wat een agrarische samenleving is en wat de oorzaak is voor het ontstaan van zo een samenleving. 
 
2. Ik kan uitleggen uitleggen hoe een domein eruit zag. (blz. 18)
- Leg uit waarom kleine boeren op een domein gingen wonen én waarom dit een voordeel was voor grote boeren. 
- Leg uit welke drie onderdelen een domein bestaat. 
- Leg uit wat een autarkie betekent. 
- Vul het schema aan met jaartallen & begrippen
Samenvatting in 5 regels van 4.1
  • Romeinse rijk viel uit elkaar in verschillende nieuwe  koninkrijkjes; deze nieuwe periode noemen we de vroege middeleeuwen (500-1000)
  • Een agrarische samenleving betekent: een samenleving waar bijna iedereen boer is en van landbouw leeft;
  • Dit ontstond door; uiteenvallen Romeinse rijk, wegen werden niet meer beveiligd en onderhouden, handel was zo bijna niet meer mogelijk. 



  • Kleine boeren waren door veel oorlog en plunderingen niet meer veilig en zochten veiligheid bij een grote boer (een heer) inruil voor hun eigen kleine stukje grond. 
  • Voordeel boeren; nog meer grond en nog meer macht. 
  • Vroonland: woongedeelte van de heer. 
  • Hoeveland; stukjes land waar kleine boeren woonden
  • Woeste gronden; moerassen, rivieren en bomen voor hout en vis

Slide 4 - Tekstslide

Beargumenteer waarom er in de vroege middeleeuwen een agrarische samenleving ontstond.
3 succescriteria voor een open(bron)vraag
  1. Ik neem een deel over van de vraag. 
  2. Ik benoem in de vraag wat ik bedoel (Fout: ze, hij, die) (Goed; Duitsers, de middeleeuwen, de romeinen) 
  3. Als er een begrip in de vraag voor komt leg ik eerste de betekenis uit van het begrip.  

Slide 5 - Open vraag

H4. Boeren, heren en monniken
4.1 Leven op het platteland
3. Ik kan uitleggen hoe het hofstelsel werkte en welke plaats horigen in dit stelsel hadden. 
- Leg uit wat het verschil was tussen de heer en de boeren. 
- Leg uit wie lijfeigenen en horigen waren. 
- Leg uit hoe hoe het hofstelsel werkt aan de hand van het begrip: herendiensten



Begrippen, historische personen, jaartallen







Samenvatting in 5 regels van 4.1
  • Het verschil tussen heren en de boeren was; 
  • De heer hield zich bezig met militaire verdediging 
  • De boeren werkten op het veld 
  • Lijfeigenen waren: mensen die eigenaar waren van de heer, zij hadden geen bezit en werkten op het land van hun heer, 
  • Horigen waren: ook eigendom van de heer. Kregen bescherming en een stukje hoeveland inruil voor herendiensten en pacht.  
  • Deze afspraken tussen ene heer en horigen wordt het hofstelsel genoemd. 

Slide 6 - Tekstslide

Programma les 2
1. Bespreken doel 4. Clovis & de kerk                                                                 (15 min)
2. Oefenvraag doel 4. aan de hand van 4 succescriteria                         (15 min)  
3. Aan de slag met doel 5. Leenstelsel & Karel de Grote                          (20 min)


Slide 7 - Tekstslide

§ 4.2 Keizers, koningen en heren

Slide 8 - Tekstslide

H4. Boeren, heren en monniken
4.2 Keizers, koningen en heren
4. Ik kan uitleggen dat de samenwerking tussen koningen en kerkleiders belangrijk was voor het ontstaan van het Frankische Rijk.
- Noem twee oorzaken waarom het koning Clovis lukten om Frankische rijk te verenigen. 
- Leg uit hoe de kerk Clovis hielp. 
- Leg uit hoe Clovis de kerk hielp. 
- Noem twee redenen waarom Karel de Grote tot keizer werd gekroond.

Klaar? Maak jouw schema compleet door de; 
Begrippen, historische personen, jaartallen over te nemen in jouw schema.

Samenvatting in 5 regels van 4.2
  • Oorzaak 1: Clovis was een goede legerleider; hij wist zijn vijanden te verslaan;
  • Oorzaak 2: Clovis was Christelijk; hij werkte nauw samen met de kerk. Kerkleden waren goed opgeleid en goed georganiseerd (en werden erg machtig)  
  • De kerk hielp Clovis omdat: zij bestuurlijk goed georganiseerd waren, belangrijk omdat het gewone bestuur sinds het verdwijnen van de Romeinen niet zoveel voorstelde. 
  • Clovis hielp de kerk door: al het veroverde gebied te laten bekeren tot Christendom en kerkleiders kerken laten bouwen. 
  • Reden 1: ook Karel veroverde grote gebieden. 
  • Reden 2: hielp de paus vijanden uit Rome verjagen en werd gekroond tot keizer (opvolger Romeinse keizers)


Slide 9 - Tekstslide

- Leg uit waarom de kerk belangrijk was voor Clovis en andersom. (2 pt.)
- Leg uit aan de hand van de bron waaruit blijkt dat Clovis deze taak voor de kerk ook mocht doen.
4 succescriteria voor een open(bron)vraag
  1. Ik neem een deel over van de vraag. 
  2. Ik benoem in de vraag wat ik bedoel (Fout: ze, hij, die) (Goed; Duitsers, de middeleeuwen, de Romeinen) 
  3. Als er een begrip in de vraag voor komt leg ik eerste de betekenis uit van het begrip.  
  4. Moet jij de bron betrekken in de vraag? Begin dan met; ik lees of ik zie in de bron.... Dit betekent.... 

Slide 10 - Open vraag

H4. Boeren, heren en monniken
4.2 Keizers, koningen en heren
5. Ik kan uitleggen hoe leenstelsel werkten (blz. 24 - Het leenstelsel) en welke drie gevolgen het leenstelsel had na de dood van Karel de Grote. (blz. 25 - veranderingen na Karel de Grote) 
- Leg uit waarom een vast leger onmogelijk was geworden voor een koning.  
- Leg wie de leenmannen waren en hoe je een leenman werd. 
- Leg uit wie de achterleenmannen waren en hoe je dit werd. 
- Leg uit wie deze leenmannen en achterleenmannen samen vormden. 
- Noem drie gevolgen voor de dood van Karel. 
Begrippen, historische personen, jaartallen
Samenvatting in 5 regels van 4.2
Het was voor een koning in de vroege middeleeuwen lastig geworden om een vast leger in dienst te nemen omdat: 
  • Er na de val van het Romeinse rijk vrijwel geen geld meer omloop was, de koning kon daarom geen soldaten in in dienst nemen. 
  • Je werd leenman door: machtige mannen die in ruil voor land de koning hielpen door met hem mee te vechten. Je werd leenman (vazal) door: absolute trouw te zweren aan de koning (de leenheer). (het leenstelsel)
  • Achterleenmannen waren: ridders die voor machtige leenmannen vochten en op heen beurt weer een stukje grond leenden van de eerste leenmannen. 
  • De leenmannen en achterleenmannen vormen samen de adel; ze hadden adellijke titels als graaf, hertog of baron 
  • 1. Frankische rijk viel uit elkaar, na de dood van de koning werd het land opgedeeld aan zijn zonen. 
  • 2. Nadelen leenstelsel: leenmannen gaven land en titel niet terug maar door aan hun erfgenamen. 
  • 3. Aanvallen van buitenaf door Vikingen uit het noorden! 

Slide 11 - Tekstslide

§ 4.3 Verspreiding Christendom

Slide 12 - Tekstslide

H4. Boeren, heren en monniken
4.3 Verspreiding Christendom 
6. Ik kan uitleggen hoe het Christendom zich in de vroege middeleeuwen verspreidden.
- Beschrijf wie de heidenen waren, waarom zij zo genoemd werden en waar zij in geloofden. 
- Leg uit wat de rol van monniken, kloosters en missionarissen waren 
- Leg uit op welke twee manieren de kerk het Christendom probeerden in te voeren. 

7. Ik kan uitleggen welke drie oorzaken er waren waarom het Christendom nog geen éénheid was in de vroege middeleeuwen én welke rol concilies hierin gingen spelen.
- Noem de drie oorzaken;
- Noem de rol van de concilies
Begrippen, historische personen, jaartallen
Samenvatting in 5 regels van 4.3

Slide 13 - Tekstslide