Samengestelde zinnen ontleden

Doelen van de les
1. Je kunt hoofdzinnen en bijzinnen aanwijzen in een zin.
2. Je kunt bijzinnen als volgt benoemen:
  • ow-zin
  • iv-zin
  • mv-zin
  • wb-zinb
  • nw.deel;-zin
  • vv-zin
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Doelen van de les
1. Je kunt hoofdzinnen en bijzinnen aanwijzen in een zin.
2. Je kunt bijzinnen als volgt benoemen:
  • ow-zin
  • iv-zin
  • mv-zin
  • wb-zinb
  • nw.deel;-zin
  • vv-zin

Slide 1 - Tekstslide

Doelen van de les
Je kunt de werkwoordsvormen benoemen en spellen
Je kunt werkwoorden benoemen in samengestelde zinnen

Slide 2 - Tekstslide

Samengestelde zinnen ontleden
Het benoemen van hoofd- en bijzinnen

Slide 3 - Tekstslide

Weet je het nog?
Samengestelde zin = een zin met twee of meer persoonsvormen:

1. Ik ging naar het dorp en ik kocht daar een ijsje.
2. Toen ik gisteren naar het dorp ging, kocht ik daar een ijsje.

Slide 4 - Tekstslide

Weet je het nog?
Hoofdzin = een zin waarin onderwerp en persoonsvorm meestal niet scheidbaar zijn:


Slide 5 - Tekstslide

Weet je het nog?
Hoofdzin = een zin waarin onderwerp en persoonsvorm meestal niet scheidbaar zijn:

1. Ik ging naar het dorp en ik kocht daar een ijsje.
* Ik niet ging naar het dorp en ik niet kocht daar een ijsje.


Slide 6 - Tekstslide

Weet je het nog?
Hoofdzin = een zin waarin onderwerp en persoonsvorm meestal niet scheidbaar zijn:

2. Toen ik gisteren naar het dorp ging, kocht ik daar een ijsje.
* Toen ik gisteren niet naar het dorp ging, kocht niet ik daar een ijsje.


Slide 7 - Tekstslide

Weet je het nog?
Hoofdzin = een zin waarin onderwerp en persoonsvorm meestal niet scheidbaar zijn:

1. Ik ging naar het dorp en ik kocht daar een ijsje.
    Hoofdzin                         + Hoofdzin
2. Toen ik gisteren naar het dorp ging, kocht ik daar een ijsje.
     Bijzin                                                             + Hoofdzin


Slide 8 - Tekstslide

Weet je het weer?
Er volgt nu weer een oefening. 
Als je iets niet snapt tijdens de oefening (of ervoor): 
  • Bekijk dan eerst de hulp die beschikbaar is.
  • Als dit niet genoeg is, vraag dan hulp aan je buurman of          -vrouw.
  • Als die het ook niet snapt, steek dan je hand omhoog.

Slide 9 - Tekstslide

Benoem de bijzin:
1. Wie de wedstrijd wint, wordt zeker kampioen.

Slide 10 - Open vraag

Benoem de bijzin:
2. Haar reactie was helaas zoals ik voorspeld had.

Slide 11 - Open vraag

Benoem de bijzin:
3. Als het dooit, kunnen de schaatswedstrijden niet doorgaan.

Slide 12 - Open vraag

Benoem de bijzin:
4. Ik kan me dat niet voorstellen.

Slide 13 - Open vraag

Benoem de bijzin:
5. Wie snel wil verbeteren, kan ik dit trucje aanraden.

Slide 14 - Open vraag

Weet je het nog: Nee?
Als je het na deze uitleg nog steeds niet meer zo goed weet of snapt, kijk dan het filmpje in de volgende slide. 

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Weet je het nog: Ja?
Als je het weer helemaal weet en snapt, laat je dat even zien in de volgende oefening:

Slide 17 - Tekstslide

Benoem de bijzin in de volgende zin:
Karel roept naar zijn klasgenoten, maar zij horen hem niet.
A
Karel roept naar zijn klasgenoten
B
maar zij horen hem niet
C
Het zijn twee hoofdzinnen

Slide 18 - Quizvraag

Benoem de bijzin in de volgende zin:
Karel roept naar zijn klasgenoten, dat ze zijn tas moeten meenemen.
A
Karel riep naar zijn klasgenoten
B
dat ze zijn tas moeten meenemen
C
Het zijn twee hoofdzinnen

Slide 19 - Quizvraag

Benoem de bijzin in de volgende zin:
Ik vroeg je of je worst lust.
A
Ik vroeg je
B
of je worst lust
C
Het zijn twee hoofdzinnen

Slide 20 - Quizvraag

Benoem de bijzin in de volgende zin:
Omdat het eindelijk droog is, kan ik naar de supermarkt
A
Omdat het eindelijk droog is
B
kan ik naar de supermarkt
C
Het zijn twee hoofdzinnen

Slide 21 - Quizvraag

Benoem de bijzin in de volgende zin:
Kom je vanavond of kom je vanmiddag?
A
Kom je vanavond
B
of kom je vanmiddag?
C
Het zijn twee hoofdzinnen

Slide 22 - Quizvraag

Hoe zat het ook alweer?
Kijk het filmpje op de volgende slide over het benoemen van bijzinnen.

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

Wat is de bijzin?

Veel reizigers waren doordat het zo hard sneeuwde, op het NS-station gestrand.
A
Veel reizigers
B
op het NS-station gestrand
C
Veel reizigers waren
D
doordat het zo hard sneeuwde

Slide 25 - Quizvraag

Hoe benoem je de bijzin?

Veel reizigers waren doordat het zo hard sneeuwde, op het NS-station gestrand.

A
ow-zin
B
bwb-zin
C
nw.deel.-zin
D
mv-zin

Slide 26 - Quizvraag

Wat is de bijzin?
'Wie de hele waarheid wil kennen, moet vroeg opstaan'
A
wie wil kennen
B
de hele waarheid
C
wie de hele waarheid wil kennen
D
moet vroeg opstaan

Slide 27 - Quizvraag

Hoe benoem je de bijzin?
Wie de hele waarheid wil kennen, moet vroeg opstaan.
A
ow-zin
B
bwb-zin
C
lv-zin
D
nw.deel-zin

Slide 28 - Quizvraag

Wat is de bijzin?
'Wie geen goede uitspraak van het Spaans heeft zal ik extra oefeningen geven.'
A
Wie geen goede uitspraak van het Spaans heeft
B
Zal ik extra oefeningen geven
C
wie geen goede uitspraak heeft
D
extra oefeningen geven

Slide 29 - Quizvraag

Hoe benoem je de bijzin?

Wie geen goede uitspraak van het Spaans heeft zal ik extra oefeningen geven.

A
Ow-zin
B
Mv-zin
C
Lv-zin
D
Bwb-zin

Slide 30 - Quizvraag

Wat is de bijzin?
'Alle Nederlanders weten dat de Friezen een apart volk zijn.'
A
Alle Nederlanders weten
B
Alle Nederlanders weten dat
C
Dat de Friezen een apart volk zijn
D
de Friezen een apart volk zijn

Slide 31 - Quizvraag

Hoe benoem je de bijzin?
Alle Nederlanders weten dat de Friezen een apart volk zijn.
A
nw.deel-zin
B
bwb-zin
C
ow-zin
D
lv-zin

Slide 32 - Quizvraag

Hoe gingen de opdrachten?
A
Super, ik had helemaal geen problemen!
B
Ik had een paar problemen, maar het ging best goed.
C
Ik kon een paar oefeningen niet maken.
D
Ik begreep er helemaal niks van.

Slide 33 - Quizvraag

Zinsontleding
Opdrachten om de zinsontleding te herhalen

Slide 34 - Tekstslide

oefening 1 - enkelvoudige zin 
Ontleed de onderstaande zin t/m bijvoeglijke bepaling.

"In 2003 heeft een Zweeds onderzoeksbedrijf een groot, Hollands schip uit de zeventiende eeuw ontdekt."

Slide 35 - Tekstslide

Antwoord oefening 1 
"In 2003 heeft een Zweeds onderzoeksbedrijf een groot, Hollands schip uit de zeventiende eeuw ontdekt."

pv = heeft; ow = een Zweeds onderzoeksbedrijf;wg = heeft ontdekt; lv = een groot, Hollands schip uit de zeventiende eeuw; bwb = in 2003; bijv. bep. =  Zweeds > onderzoeksbedrijf, groot > schip, Hollands > schip, uit de zeventiende eeuw > schip, zeventiende > eeuw 

Slide 36 - Tekstslide

oefening 2 - zinsdeelzin
Neem de bijzin over en zet erachter welke zin ze binnen de hoofdzin zijn: ow-zin, nw-deel-zin, lv-zin, mv-zin, bwb-zin.

 "Wie niet netjes met mijn spullen omgaat, leen ik mijn PlayStation niet meer uit."


Slide 37 - Tekstslide

Antwoord oefening 2 
 "Wie niet netjes met mijn spullen omgaat, leen ik mijn PlayStation niet meer uit."

bijzin: wie ... omgaat
zinsdeelzin: wie ... omgaat = mv-zin 

Denk aan het stappenplan! Vervang de bijzin door een woord/woordgroep, nieuwe zin ontleden, zinsdeel staat gelijk aan zinsdeelzin.

Slide 38 - Tekstslide

Uitleg woordsoorten
Bekijk het filmpje op de volgende dia  voor  uitleg over  grammatica woordsoorten hoofdstuk 1 

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Video

Oefenen werkwoordspelling
Op de volgende dia's vind je een taaltest en een uitlegfilmpje. Bepaal zelf of je eerst de test gaat doen of eerst het filmpje met uitleg (herhaling) bekijkt.

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Link

Slide 43 - Video