H03 Sparen en lenen

H03 Sparen en lenen
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 48 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H03 Sparen en lenen

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Je kunt uitleggen waarom sparen en lenen voorbeelden zijn van ruilen over de tijd 
  • Je kunt de mediaan bepalen van een reeks getallen
  • Je kunt het effect van inflatie uitleggen en berekenen 

Slide 2 - Tekstslide

Planning 
  • Vandaag: hoofdstuk 3, opdracht 3.2 t/m 3.8


Slide 3 - Tekstslide

Ruilen over de tijd: sparen 
  • Geld is een ruilmiddel 
  • Sparen is het niet uitgeven van een deel van je inkomsten. Je stelt je besteding uit
  • Rente is een vergoeding voor het uitlenen van geld

Slide 4 - Tekstslide

Ruilen over de tijd: lenen
  • Bij lenen kun je nu meer besteden, maar in de toekomst minder

Slide 5 - Tekstslide

3 redenen waarom je rente krijgt (hoort te krijgen) 
  1. Vergoeding voor ongemak: je kunt je geld nog niet uitgeven
  2. Vergoeding voor ter beschikking stellen aan derden: de bank leent je spaargeld uit tegen een hogere rente dan jij ontvangt
  3. Compensatie voor inflatie


Slide 6 - Tekstslide

Rente, inflatie en koopkracht 
Rente is een vergoeding voor het uitlenen van geld 





Als de rentevergoeding op je spaargeld lager is dan het inflatiepercentage daalt je koopkracht. 

Slide 7 - Tekstslide

Soorten spaarrekeningen 
  1. Direct opneembare spaarrekening
  2. Depositorekening; je geld staat voor een vooraf afgesproken periode vast. Eerder opnemen kan vaak wel, maar dan betaal je een boete


Slide 8 - Tekstslide

Mediaan
  • Wat is de mediaan van deze reeks van getallen? 1, 2, 7, 10, 15
  • Het middelste getal van een reeks getallen dus 7

  • Wat is de mediaan van deze reeks van getallen? 1, 2, 7, 9, 10, 15
  • Bij een even aantal getallen het gemiddelde van de twee middelste getallen dus (7+9)/2 = 8

  • Waarom gebruiken we soms mediaan in plaats van gemiddeld? 
  • Een gemiddelde geeft soms een vertekent beeld, wanneer er een uitschieter in de reeks getallen is

Slide 9 - Tekstslide

Maken 3.2 t/m 3.7 
Vragen of klaar? Steek je vinger op

Slide 10 - Tekstslide

Check lesdoelen
  • Je kunt uitleggen waarom sparen en lenen voorbeelden zijn van ruilen over de tijd 
  • Je kunt de mediaan bepalen van een reeks getallen
  • Je kunt het effect van inflatie uitleggen en berekenen 

Slide 11 - Tekstslide

Enkelvoudige rente 
  • Jaarrente 4% 
  • Wat is de rente per maand? 
  • 1/12 x 4% = 0,33% 

Slide 12 - Tekstslide

Enkelvoudige rente 
  • Jaarrente 3% 
  • Wat is de rente per maand? 
  • 1/12 x 3% = 0,25% 

  • rente per jaar omrekenen naar andere periode (kw/mnd/wk/dag)

  • Rente per jaar/ T 



Slide 13 - Tekstslide

Maken 3.08 tot en met 3.14

Slide 14 - Tekstslide

Terugblik vorige les
  • Je kunt rekenen met enkelvoudige rente 
  • Kenmerk enkelvoudige rente 
  • Omrekenen enkelvoudige rente naar een andere periode

Slide 15 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Je kunt rekenen met samengestelde rente; rente over rente 

Slide 16 - Tekstslide

Enkelvoudige en samengestelde rente
  • Enkelvoudige rente: je ontvangt alleen rente over het door jou gestorte (begin-) bedrag 

  • Samengestelde rente: je ontvangt rente over het door jou gestorte (begin-) bedrag én over de ontvangen rente tot dat moment. We noemen dit ook wel rente op rente 

Slide 17 - Tekstslide

Rekenvoorbeeld samengestelde rente
Je hebt € 1.000 op je spaarrekening staan. Je krijgt 1% rente per jaar.  Welk bedrag heb je op je rekening staan na 3 jaar als er sprake is van samengestelde rente?

  • Na 1 jaar: € 1.000 x 1,01 = € 1.010
  • Na 2 jaar: € 1.010 x 1,01 = € 1.020,10 
  • Na 3 jaar: € 1.020,10 x 1,01 = € 1.030,30 

Slide 18 - Tekstslide

Sneller berekenen 
Je kunt de eindwaarde van een spaarbedrag bij samengestelde rente sneller berekenen met een formule 


(1 + i) is de groeifactor, waarbij i staat voor interest. 

i = de rente / 100 
bij 3% is i 3/100 = 0,03  
de groeifactor wordt dan 1 + 0,03 = 1,03 
n = aantal jaren
De berekening in het voorbeeld wordt nu: eindkapitaal na 3 jaar = € 1.000 x 1,01^3 = € 1.030,30

Slide 19 - Tekstslide

Formule eindwaarde bij samengestelde rente
We schrijven de formule kortweg als 



Let op: wanneer er in een opgave gedurende de looptijd stortingen of onttrekkingen worden gedaan of wanneer de rente tussentijds wijzigt dan zul je de berekening moeten opknippen in de delen. 

Slide 20 - Tekstslide

Oefening
Ik zet vandaag € 1.000 op mijn spaarrekening tegen 4% samengestelde rente per jaar. 

Welk bedrag heb ik over 10 jaar opgebouwd? 

  • 1.000 x 1,04^10 = € 1.480,24 

Slide 21 - Tekstslide


 werk verder aan 3.15 t/m 3.20 
dit is huiswerk

Slide 22 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Je kunt onderscheid maken tussen absolute en relatieve verandering
  • Je kunt het verschil uitleggen tussen een procentuele verandering en een procentpunt verandering
  • Je kunt procentuele veranderingen berekenen

Slide 23 - Tekstslide

Planning 
  • Vandaag: hoofdstuk 3, opdracht 3.21 t/m 3.25
  • Huiswerk 3.26 en 3.27 (5 minuten werk)
  • Morgen 3.28 en 3.29 - lenen

Vrijdag 19-11 toets over H03 Sparen en lenen t/m opdracht 3.29
Weging 1 x 


Slide 24 - Tekstslide

Absolute vs. relatieve verandering




Procenten worden vaak gebruikt om relatieve veranderingen aan te geven.


In 2015 is het gemiddeld spaarbedrag per hoofd in China € 612, terwijl dat in Nederland € 4.835 bedraagt. In 2016 stijgt het gemiddelde spaarbedrag per hoofd in China met € 37,50 en in Nederland met € 80,80. 

Slide 25 - Tekstslide

Rekenen met procentuele verandering
Het aantal leerlingen op het CDH is ten opzichte van vorig schooljaar met 2% gestegen. Er zijn nu 918 leerlingen. Hoeveel leerlingen waren er vorig jaar? 


Slide 26 - Tekstslide

Rekenen met procentuele verandering
Het aantal leerlingen op het HLZ is ten opzichte van vorig schooljaar met 2% gestegen. Er zijn nu 918 leerlingen. Hoeveel leerlingen waren er vorig jaar? 

We vergelijken met vorig jaar, je stelt het aantal leerlingen van vorig jaar daarom op 100%

Slide 27 - Tekstslide

Rekenen met procentuele verandering
Het aantal leerlingen op het HLZ is ten opzichte van vorig schooljaar met 2% gestegen. Er zijn nu 918 leerlingen. Hoeveel leerlingen waren er vorig jaar? 

We vergelijken met vorig jaar, je stelt het aantal leerlingen van vorig jaar daarom op 100%
leerlingen vorig jaar
100%
?
toename dit jaar
2%
?
leerlingen dit jaar
102%
918

Slide 28 - Tekstslide

Rekenen met procentuele verandering
Het aantal leerlingen op het HLZ is ten opzichte van vorig schooljaar met 2% gestegen. Er zijn nu 918 leerlingen. Hoeveel leerlingen waren er vorig jaar? 

We vergelijken met vorig jaar, je stelt het aantal leerlingen van vorig jaar daarom op 100%

918/ 102 x 100 = 900
leerlingen vorig jaar
100%
900
toename dit jaar
2%
18
leerlingen dit jaar
102%
918

Slide 29 - Tekstslide

Maken 3.21 t/m 3.25  

Slide 30 - Tekstslide

Procent vs. procentpunt 
In 2020 heeft Apple goede zaken gedaan. Het aantal verkochte smartphones in Nederland bleef gelijk ten opzichte van 2019. Het marktaandeel van Apple op de markt voor smartphones is echter gestegen van 10% naar 11%. 

  • Hoeveel procent meer smartphones heeft Apple verkocht? 
  • (11-10)/ 10 x 100% = 10%
  • Hoeveel procentpunt is het marktaandeel van Apple gestegen? 
  • 11-10 = 1 procentpunt

Slide 31 - Tekstslide

MAKEN 3.26 t/m 3.29.

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

3.3 Lenen

Slide 34 - Tekstslide

Dé euroknallers!
Jarenlang behoorde de hamburger tot de euroknallers = €1.
Hoeveel kon ik er kopen met €10,-?




Slide 35 - Tekstslide

Dé euroknaller!
Na een stevige inflatie is de prijs nu €1,25.
Hoeveel kan ik er nu kopen met een tientje?

  •  Als mijn inkomen gelijk is gebleven, wat is er  dan met mijn koopkracht gebeurd?

Slide 36 - Tekstslide

Belangrijke begrippen blz. 35
  • Rente: vergoeding die je krijgt voor het uitlenen van geld. 
  • Inflatie: stijging van het algemeen prijspeil. Goederen en diensten stijgen naar verloop van tijd namelijk in prijs.
  • Koopkracht: De hoeveelheid goederen en diensten die je kan kopen van je inkomen. 

Slide 37 - Tekstslide

Soorten bankrekeningen
Betaalrekening: lopende rekening waarmee je betaald.

Spaarrekening: rekening om mee te sparen, hier ontvang je een rentepercentage op. Het geld is vrij opneembaar voor jou als rekeninghouder. 
Depositorekening: een spaarrekening waarbij je afspreekt om je geld voor langere tijd vast te zetten. Alleen met een boete kan je eerder aan je spaargeld komen. Voordeel: hogere spaarrente.  

Slide 38 - Tekstslide

Hypothecaire lening
  • Hypotheek
  • Lening voor de aankoop van een huis
  • Looptijd meestal 30 jaar
  • Huis is onderpand
  • Onderpand: Als je de rente en aflossing van je hypotheek niet meer kunt betalen, mag de bank het huis verkopen om het geld terug te krijgen


3.3 Geld lenen kost geld! 

Slide 39 - Tekstslide

Persoonlijke lening

  • Bedoeld voor duurdere aankopen
  • terugbetalen in maandelijkse termijnen

termijn= aflos+ rentedeel


Slide 40 - Tekstslide

3.3 Geld lenen kost geld! 
Terugbetalen van een lening in termijnen (of termijnbedragen):

  1. Rente (de vergoeding)
  2. Aflossing (het leenbedrag)

Slide 41 - Tekstslide

Kredietkosten 

  • Kosten van de lening. Alles wat je méér terugbetaald dan je geleend hebt.
  • let op: je rekent niet met rentepercentages!

  • Kredietkosten =
  • (aantal termijnen x termijnbedrag) - lening

Slide 42 - Tekstslide

3.3 Geld lenen kost geld! 

Kredietkosten =
(aantal termijnen x termijnbedrag) - lening
Berekenen de kredietkosten per aanbieder

Slide 43 - Tekstslide

Doorlopend krediet

  • Geld opnemen tot aan een bepaalde limiet
  • Opgenomen geld terugbetalen in termijnen
  • Net als persoonlijke lening. Maar nu mag je steeds weer geld opnemen tot aan de limiet. Dus afgeloste deel mag opnieuw geleend worden (ook weer opnieuw rente natuurlijk..)

Slide 44 - Tekstslide

Rood staan

  • negatief saldo op de bankrekening
  • Je leent dan eigenlijk van de bank --> rente!



Slide 45 - Tekstslide

Rood staan

  • negatief saldo op de bankrekening
  • Je leent dan eigenlijk van de bank --> rente!



Slide 46 - Tekstslide

3.3 Lenen --> soorten leningen
Hypothecaire lening: een lening met een huis als onderpand. 
Wanneer je de lening niet kan terug betalen kan de bank jouw onderpand verkopen.

Persoonlijke lening: is bestemd voor uitgaven ter consumptie. Maandelijkse terugbetaling van aflossing en rente. 

Slide 47 - Tekstslide

3.3 Lenen --> soorten leningen
Kopen op afbetaling: Een product kopen en over een langere termijn terugbetalen.

Doorlopend krediet: een maximumbedrag lenen indien je dat nodig hebt. Dit wordt ook wel 'rood staan' genoemd. 

Slide 48 - Tekstslide