2020 Les 2

6 VWO, H 21
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5,6

In deze les zitten 46 slides, met tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

6 VWO, H 21

Slide 1 - Tekstslide

Spelregels
  • geen smartphone
  • actief meedoen (boeken mee, huiswerk)
  • Respect voor elkaar in de les

Slide 2 - Tekstslide

Dit jaar
  • Goed en duidelijk formuleren van antwoorden (verschil tussen een 4 en een 8)
  • Dagelijkse economische discussies begrijpen en (indien van toepassing weerleggen). Economie heeft altijd meerdere invalshoeken!

Slide 3 - Tekstslide

programma
  • Introductie
  • Theorie
  • Aan de slag
  • Nabespreken
  • Slot

Slide 4 - Tekstslide

doel van de les

Samenhang tussen markten (H21)

Nadenken over noodsteun aan bedrijven


Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

2007 (Kameroen, Mexico)

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Slide 11 - Tekstslide

6 VWO, H 21

Slide 12 - Tekstslide

programma
  • Introductie
  • Theorie
  • Aan de slag
  • Nabespreken
  • Slot

Slide 13 - Tekstslide

doel van de les

Nadenken over noodsteun aan bedrijven

start H22


Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Artikel
  • insolventie: niet kunnen betalen van verplichtingen
  • hoogconjunctuur: veel economische groei en vraag
  • goedkoop geld: de rente is laag dus lenen is goedkoop (rente is prijs van geld)
  • generieke steunmaatregel: maatregel die voor iedereen geldt (geen maatpak oplossing)
  • zombiebedrijven: bedrijven die zonder steun failliet zouden gaan en geen bestaansrecht meer hebben
  • disrupties: veranderingen


Slide 16 - Tekstslide

Vragen

Pluspunten van steun?
Minpunten steun?

Zou jij bijvoorbeeld KLM miljarden steun geven?

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Voorbeelden creative destruction?
scheepvaart
uber?
ryanair?

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

economische groei
gemiddeld
vaak: scheef
vaak: winnaars/verliezers

Slide 25 - Tekstslide

micro-economie
(bedrijfsniveau, of marktomvang van 1 product of productsoort)
macro-economie
(totale vraag en aanbod op niveau van land, groot gebied, handelszone of wereld)

Slide 26 - Tekstslide

Waarom zou je de omvang van een economie willen weten? (macro economie)
  • Overheid: maken van beleid, door te meten kun je het begin, het eind en de veranderingen in kaart brengen
  • Bedrijven: weten wat er in een land mogelijk is (qua koopkracht, bestedingen, verdeling van geld) in vergelijking met andere landen.
  • Leerlingen: begrijpen van handelsstromen, werkverdeling tussen landen, politiek en maatschappelijke ordening.

Slide 27 - Tekstslide

Hoe meet je de omvang van de economie?
  • Omzet >> omvang van bedrijven

  • Alle omzetten bij elkaar >>> omvang van bedrijvigheid in een land
  • Pas op met dubbeltellingen.
  • Wat bedrijven aan waarde toevoegen >> omzet min inkoopwaarde omzet, of intermediair verbruik genoemd.
  • Overheid:.....



Slide 28 - Tekstslide

0

Slide 29 - Video

Aan de slag

Maken klassikaal opgave: 22.1 en 22.4

Slide 30 - Tekstslide

toegevoegde waarde bedrijven
en de overheid = BBP

Slide 31 - Tekstslide

BBP naar BNP
  • Binnenlands product naar nationaal product
  • Binnenlands: wat wordt er verdiend binnen de grenzen
  • Nationaal: wat wordt er verdiend door Nederlanders en Nederlandse -    ondernemingen
  • Nationaal >> Nationaliteit

Slide 32 - Tekstslide

BNP naar NNP (netto inkomen, Y)
  • Bruto naar netto
  • Afschrijvingen
  • compensatie slijtage aan machines/gebouwen
  • Op peil houden kapitaalgoederen: geen inkomst (wel toegevoegde waarde)

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

aan de slag
22.6
22.8
22.9
22.10
22.11
zelfstandig, 10 minuten
hierna klassikaal bespreken











22.6


22.8


22.9


22.10


22.11






Slide 38 - Tekstslide

wat heb je geleerd?

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Video

Ruilen over tijd?
Wat wordt bedoeld?
Ruilen van producten is niet hetzelfde als ruilen over tijd
intertemporele ruil
sparen en lenen
overheid, personen, bedrijven

Slide 41 - Tekstslide

Sparen
Wat doe je als je geld spaart?
inkomen = consumeren + sparen (+ belasting betalen)
Y = C + S (+ B)

Wat is lenen?

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

Relatie sparen en rente
Sparen levert rente op (0,1%)
Als rente stijgt wordt sparen aantrekkelijker
Wat is er gebeurt met de rente.......?

Slide 44 - Tekstslide

Theorie
Levensloop

stroom- en voorraadgrootheden

Slide 45 - Tekstslide

voorraad en stroom

Slide 46 - Tekstslide