Starttaal 2F Thema 2 Geld H 5 Een presentatie voorbereiden

Wat gaan we deze les doen?
Welkom - 5 min.
Theorie: communicatieschema en LSD - 20 min.
Opdracht: Communicatiespel - 15 min.
Nabespreken opdracht - 10 min.
Afsluiting - 5 min.

1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Wat gaan we deze les doen?
Welkom - 5 min.
Theorie: communicatieschema en LSD - 20 min.
Opdracht: Communicatiespel - 15 min.
Nabespreken opdracht - 10 min.
Afsluiting - 5 min.

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen vorige les
Aan het einde van deze les:

Weet je wat communiceren inhoudt
Weet je wat non-verbale en wat  verbale communicatie is
Weet je formeel en informeel taalgebruik is

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spreken voor publiek 
  • Spreken voor publiek doe je altijd met een spreekdoel. Je wilt het publiek informeren, instrueren of overtuigen

  • Wanneer je spreekt, moet je rekening houden met het publiek (formeel of  informeel taalgebruik).

  • Ook moet je inschatten in hoeverre het publiek beschikt over bepaalde voorkennis.


Slide 5 - Tekstslide

Spreken voor publiek doe je altijd met een spreekdoel. Je wilt het publiek informeren, instrueren of overtuigen.

Wanneer je spreekt, moet je rekening houden met het publiek. Dit doe je door je af te vragen welk soort taalgebruik het beste past bij het publiek: formeel en informeel.

Ook moet je inschatten in hoeverre het publiek beschikt over bepaalde voorkennis.
Non-verbale communicatie
  • Als je spreekt voor publiek, moet je letten op je non-verbale communicatie. 
  • Daarnaast zorg je voor een actieve spreekhouding . Rechte houding, houd je, je armen ontspannen langs je lichaam of je maakt handgebaren.
  • Maar niet teveel handgebaren, want dit kan het publiek afleiden.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Communicatiespel 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eenzijdige communicatie
Hoeveel denk je dat je goed hebt?
0-1-2-3-4-5

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Tweezijdige communicatie
Hoeveel denk je dat je nu goed hebt?
0-1-2-3-4-5

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Terugblik opdracht
Ontvangers:
Wat leer je van deze opdracht?
Wat was het verschil tussen de eerste ronde en de tweede ronde? Welke ging beter? Hoe komt dat?
Wat is het verschil tussen eenzijdige en tweezijdige communicatie?
Waar moet de ontvanger goed op letten?
Zenders:
Hoe was het om zender te zijn?
Waar moet de zender goed op letten?


Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Presenteren.... kun je leren!

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen van deze les
Aan het einde van deze les:

Kun je een presentatie voorbereiden. 


Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer vind jij een presentatie boeiend?

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Zoek de verschillen....
Je krijgt nu twee filmpjes te zien van personen die presenteren. Wat zijn verschillen tussen deze twee presentaties? 

Schrijf drie verschillen op.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

0

Slide 18 - Video

Deze slide heeft geen instructies

0

Slide 19 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Welke verschillen kun je noemen?

Slide 20 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn valkuilen bij presenteren?

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Een goede presentatie heeft een goede voorbereiding nodig. Hoe bereid jij je voor?

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Voorbereiding 
Maak een goede planning
Verzamel informatie. Gebruik de vragen die horen bij de opdracht! 

Bepaal het onderwerp.
- Bedenk wat het onderwerp is van je presentatie.
- Bedenk wat je zelf al weet over het onderwerp.

Bepaal de deelvragen.
- Bedenk op welke deelvragen je in je presentatie antwoord wilt geven.


Maak keuzes.
















Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Verdeel je materiaal over inleiding – middenstuk - slot

Bepaal welke hulpmiddelen je gebruikt (foto’s, andere afbeeldingen).

Schrijf de presentatie uit en leer de presentatie aan de hand van een spreekschema:
  • Schrijf in steekwoorden op wat je in de inleiding gaat vertellen.
  • Schrijf per deelvraag in steekwoorden op wat je in het middenstuk gaat vertellen.
  • Schrijf in steekwoorden op wat je in het slot gaat vertellen.
sleutelwoorden. (je mag een spiekbriefje met sleutelwoorden gebruiken)

Oefenen – oefenen - oefenen. 

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opening

Wacht totdat het stil is en begin je presentatie met een duidelijke opening. 



Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Creatieve opening

Citaat

Quiz

Raadsel

Humor

Anekdote

Bedankje

Een vraag aan je publiek

Enzovoorts...

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is belangrijk aan je houding?

Slide 27 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

In een presentatie gebruik je verbale en 
non-verbale communicatie 

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is verbale communicatie?
A
Spreken
B
Spreken en luisteren
C
Met handen en voeten praten
D
Afbeeldingen gebruiken

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een voorbeeld van non-verbale communicatie? (meerdere antwoorden mogelijk)
A
Van je gezicht aflezen
B
Praten met handen en voeten
C
Lichaamshouding

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Er mogen geen stiltes vallen tijdens mijn presentatie
A
Waar
B
Niet waar

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

0

Slide 32 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 33 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 1
Lees de situatie.
Voer daarna de deelopdrachten uit.
Situatie:
Je moet binnenkort voor je klasgenoten een korte presentatie over sociale media geven. Bereid je daarop voor.
Bedenk wat je al weet over het onderwerp.
Maak een woordweb op kladpapier.
Maak een netversie van het woordweb op de volgende dia (5 minuten).

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

sociale media

Slide 35 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Bedenk vier deelvragen waarop je antwoord wilt geven in je korte presentatie.

Slide 36 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Kies iemand uit om de deelvragen mee te vergelijken. Bespreek de overeenkomsten en verschillen.

Bepaal samen wat de twee belangrijkste deelvragen zijn om in de korte presentatie antwoord op te geven. Schrijf die deelvragen op.

Slide 37 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Theorie 4 – Presenteren en terugkijken
Na de voorbereiding komt de uitvoeringsfase: je geeft je presentatie. 
Stappenplan presentatie – Uitvoeren en evalueren
Geef de presentatie.
Geef je presentatie aan de hand van je spreekschema (sleutelwoorden)
Evalueer de presentatie.
Bedenk wat goed en minder goed ging. Bepaal waaraan dat lag.
Bedenk op basis hiervan wat je een volgende keer hetzelfde of juist anders zou doen.





Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 2
In deze opdracht geef je een korte informerende presentatie voor je medestudenten. Je presentatie moet gaan over je favoriete tv-programma, film of serie. Op basis van je presentatie moeten je medestudenten kunnen bepalen of het tv-programma, de film of de serie ook iets voor hen is.

Vertel in je presentatie waar het programma, de film of de serie over gaat en leg uit waarom dit je favoriete programma, film of serie is. Je presentatie moet ongeveer twee minuten duren.



Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 2

Zorg ervoor dat:
  • je de presentatie afstemt op je spreekdoel;
  • je de toon en het woordgebruik afstemt op je publiek;
  • je een actieve spreekhouding hebt;
  • je oogcontact maakt met je publiek;
  • je verstaanbaar bent voor je publiek.

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afsluiting
Geef in één zin een korte samenvatting van wat je deze les hebt geleerd. 

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Maken starttaal 2F
thema 2
Hoofdstuk 5.1  opdracht 2

Maken starttaal online 2F
Taalverzorging
woordenschat betekenissen 1 opdracht. 


Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies