haben, sein

haben, sein
b
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

haben, sein
b

Slide 1 - Tekstslide

Vervoeg de werkwoorden haben en sein

Slide 2 - Tekstslide

De onregelmatige werkwoorden:  haben ...

ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
habe
haben
hast
haben
habt
hat

Slide 3 - Sleepvraag

... en sein.

ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
seid
sind
sind

Slide 4 - Sleepvraag

Het werkwoord haben/sein is....
A
regelmatig
B
onregelmatig
C
zwak werkwoord
D
geen idee

Slide 5 - Quizvraag

Kies de juiste vorm van haben:

Ich (haben)
A
haben
B
habe
C
hat

Slide 6 - Quizvraag

Vul de juiste vorm:
Du .................( hebt) sehr schön gesungen
A
hast
B
haben
C
hat
D
habst

Slide 7 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van 'haben' of 'sein' in de tegenwoordige tijd.
Vertaal ook het persoonlijke voornaamwoord:
.......... (jij) gerade bei Oma?
A
Hast du
B
Bist du
C
Warst du
D
Seid du

Slide 8 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van 'haben' of 'sein' in de tegenwoordige tijd:
"Graffiti gesprüht? - (Jullie) ........... ja ganz schön frech."
A
Er ist
B
Sie sind
C
Ihr seid
D
Ihr wart

Slide 9 - Quizvraag

Vul de juiste vorm uitgang in:
Ich (sein)
A
bin
B
bist
C
ist
D
sind

Slide 10 - Quizvraag

Vervoeg de werkwoorden ,,haben'' en ,,sein''
er / sie / es ...
A
hat, seid
B
habt, seid
C
haben, sein
D
hat, ist

Slide 11 - Quizvraag

Ergänze:
Wir haben sein... Freunde getroffen.*
A
sein
B
seine
C
seinen
D
seiner

Slide 12 - Quizvraag

haben: Ich _________ keine Zeit.
sein: Ich ________ nicht dabei.
A
haben/sein
B
hast/bist
C
habe/bin

Slide 13 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van 'haben' of 'sein' in de tegenwoordige tijd:
Ich finde, (hij) ........... viel Humor.
A
er hat
B
er ist
C
ihr habt
D
ihr seid

Slide 14 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in:
Ich .................(heb) die
Hausaufgaben gemacht.
A
habe
B
haben
C
hat
D
hast

Slide 15 - Quizvraag

Ik ken nu de vormen van "haben en sein"
A
Ja
B
Nee
C
Ik ga ze nog oefenen.

Slide 16 - Quizvraag