Week 8 - Huidmiddelen

Week 8: 
Huidmiddelen
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
assistenten in de gezondheidszorgMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Week 8: 
Huidmiddelen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning
  • Opbouw van de huid
  • Functies van de huid
  • Aandoeningen aan de huid
  • Corticosteroïden
  • Indifferente middelen
  • Overige middelen
  • Casus bespreken

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In twee-/drietallen
Maak een tekening van de verschillende lagen van de huid. Welke lagen ken je? Welke functie hebben deze lagen?

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De huid

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opbouw van de huid
Opperhuid: twee lagen - hoornlaag en kiemlaag

  • Hoornlaag: resten van dode, verhoornde cellen. Beschermt tegen beschadiging, uitdroging en ziekteverwekkers. 
  • Kiemlaag: levende cellen. Onderste laag deelt snel - verschuiving naar buitenste laag - verhoorning - hoornlaag.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opbouw van de huid
Lederhuid: hier liggen de zintuigen (warmte-, koude-, druk- en tastzintuigen). Ook haarzakjes, haarspiertjes, bloedvaten en zweetklieren.

Onderhuidse bindweefsel: opslag van vet. Is reservevoedsel. Ook isolerende laag - tegengaan van warmteverlies door de huid.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de 6 taken van de huid?

Slide 7 - Open vraag

- het beschermen van onderliggende weefsels, bijvoorbeeld tegen stoten en tegen schadelijke ultraviolette straling van de zon.
- beschermen tegen ziektekiemen
- voorkomen van oververhitting
- voorkomen van onderkoeling
- voorkomen van uitdroging
- signaleren van pijn, warmte en koude (tastgevoel)

zie Handboek Anatomie, Fysiologie en Pathologie deel A, hoofdstuk 6.3 en 6.8
Welke aandoeningen van de huid ken je?

Slide 8 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Aandoeningen van de huid

  • Decubitus
  • Eczeem (atopisch, constitutioneel, contact)
  • Psoriasis
  • Acné
  • Basaalcelcarcinoom
  • Plaveiselcelcarcinoom
  • Wrat
  • Smetplekken
  • Netelroos
  • Wondroos
  • Krentenbaard
  • Koortslip
  • Verbranding
  • Schimmelinfectie
  • Etc.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Klassikale brainstorm
1. Een van jullie gaat met stift bij het bord staan
2. Jullie bedenken welke medicijnen voor de huid jullie kennen
3. en schrijven die op...


Denk aan crèmes, zalven, etc, maar ook aan orale toediening
Denk aan de aandoeningen die jullie net hebben benoemd

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Een paar voorbeelden van corticosteroïden. Kent de klas deze? Weet iemand misschien al welke verschillen er tussen de verschillende stoffen zijn? 

--> wordt in bij de volgende vragen en dia's duidelijk
Een paar quizvragen...
Er volgen nu een aantal vragen over corticosteroïden. Wat weten jullie al?

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voor de behandeling van huidaandoeningen worden vaak cutane corticosteroïden gebruikt. In welke klasse valt Dermovate?
A
Klasse 1
B
Klasse 2
C
Klasse 3
D
Klasse 4

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welke klasse valt hydrocortisonacetaat?
A
Klasse 1
B
Klasse 2
C
Klasse 3
D
Klasse 4

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een aandachtspunt bij het gebruik van corticosteroïden op de huid?
A
Na gebruik kort laten intrekken en weer van huid wassen
B
Dun smeren vanwege kans op bijwerkingen
C
Dik smeren als een boterham voor verkoelende effect

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Indeling corticosteroïden

Hoe hoger de klasse, 
hoe sterker de werking

Zie reader Cursus 8 voor 
meer theorie.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aandachtspunten corticosteroïden
  1. Behandelduur: Startfase 1-2 x daags, 2-3 weken, daarna afbouwen (3 achtereenvolgende dagen wel, 4 dagen niet)
  2.  Indifferent middel erbij gebruiken
  3. Dikte van smeren: volgens Finger Tip Units (FTU) i.v.m. bijwerkingen als dunner worden huid en grotere kans systemische bijwerkingen
  4. Bij voorkeur zo laag mogelijke klasse

Slide 17 - Tekstslide

Weet de klas wat een indifferent middel is? Voorbeelden? 


(bijv. cetomacrogolcrème of -zalf (evt. met vaseline), lanettecrème, koelzalf)
Hoeveelheid corticosteroïd
  • Volwassenen: voor klasse 1 is geen maximum aan te geven (slechts gering risico op systemische bijwerkingen), 100 g per week voor klasse 2 en 3, en 50 g per week voor klasse 4.
  • Kinderen vanaf 2 jaar: 60 g per week voor klasse 1 en 2, en 50 g per week voor klasse 3.
  • Kinderen jonger dan 2 jaar: 30 g per week voor klasse 1 en 2. Klasse 3 en 4 zo veel mogelijk beperken!


Slide 18 - Tekstslide

Maximale hoeveelheid crème of zalf. 15 gram is een kleine tube, 30 gram is een normale tube, 100 gram is een grote tube (die zie je vooral voor de indifferente crèmes)
Op de volgende dia...
Een voorbeeld van folder over de Finger Tip Units (FTU). De volledige folder kun je vinden bij het lesmateriaal in Teams. 

Bespreek met elkaar of deze (of vergelijkbare) folder in jouw stageapotheek wordt gebruikt.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn bekende bijwerkingen van cutane corticosteroïden?

Slide 21 - Open vraag

Het optreden van cutane bijwerkingen hangt af van de volgende factoren.
- De sterkte van het preparaat.
- De basis van het gebruikte preparaat.
- De toedieningsfrequentie.
- De grootte van het behandelde oppervlak.
- De aard van de te behandelen huidlaesies.

De plaats van toepassing: lokale bijwerkingen treden vooral op in dunne huidgebieden, zoals het gezicht (vooral de oogleden), huidplooien (ook vanwege occlusie), onderste deel van de rug, genitaliën en de binnenkant van de bovenbenen. Bij klasse 3 of 4 corticosteroïden kunnen overal op de huid bijwerkingen optreden.

De duur van de behandeling: gebruik tot 3 weken geeft zelden aanleiding tot bijwerkingen, ook niet bij sterk werkzame preparaten. Bijwerkingen treden meestal pas op na een aantal maanden gebruik. Bij langdurig gebruik van klasse 1 of 2 corticosteroïden (bij kinderen tot 2 jaar klasse 1) en bij intermitterend gebruik van klasse 3 corticosteroïden treden zelden lokale bijwerkingen op.

De mate van absorptie: factoren die de absorptie verhogen, zijn onder andere occlusie, de aanwezigheid van penetratiebevorderaars en de aard van de te behandelen huidaandoening. Bij een verstoorde barrièrefunctie van de huid (zoals bij eczeem) is het risico op bijwerkingen hoger dan bij hyperkeratotische aandoeningen (zoals psoriasis en hyperkeratotisch eczeem).
De meest voorkomende cutane bijwerkingen zijn atrofie (dunner worden van de huid, zowel van de dermis als van de epidermis) al , maskering van schimmelinfecties en striae.
Bij langdurige behandeling van chronische huidaandoeningen kan vooral bij (zeer) sterk werkzame stoffen steroïdafhankelijkheid optreden, zich uitend in 'rebound'-verschijnselen of opvlamming van het ziektebeeld na het staken van de therapie. 'Rebound'-verschijnselen kenmerken zich door een intens rode huid, een brandend gevoel en tintelingen. Deze klachten kunnen zich ook uitbreiden naar plaatsen op de huid waar eerder geen klachten waren. Opnieuw aanbrengen van een corticosteroïd verlicht de klachten, waardoor steroïdafhankelijkheid kan ontstaan. Vaak verdwijnen de klachten pas maanden na volledig staken van de behandeling. Om 'rebound'-verschijnselen te voorkomen dient plotseling staken van behandeling met dermatocorticosteroïden te worden vermeden en wordt geadviseerd de therapie geleidelijk af te bouwen.
De belangrijkste systemische bijwerkingen die bij chronisch gebruik van dermatocorticosteroïden bij een dosering hoger dan de aanbevolen hoeveelheden per week kunnen voorkomen zijn de volgende.
- Cushing-achtige verschijnselen bij hoge opname van het corticosteroïd (zoals gewichtstoename, vollemaansgezicht, atrofie van het subcutane bindweefsel, slechte wondgenezing en psychische veranderingen).
- Bijnierschorsinsufficiëntie bij het acuut staken van de behandeling waarbij corticosteroïden overmatig werden gebruikt.
- Osteoporose en groeiremming.
Contra-indicatie glaucoom
Voorzichtigheid is geboden bij glaucoom, omdat corticosteroïden de oogdruk kunnen verhogen. Corticosteroïden dienen slechts kortdurend te worden toegepast in het gezicht. Bij gebruik van corticosteroïden van klasse 3 of 4 langer dan 2 weken in het gezicht of gebruik van klasse 1 of 2 langer dan 4 weken in het gezicht dient de oogarts te worden geïnformeerd over de behandeling

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Contra-indicatie zwangerschap
Corticosteroïden worden na cutane toepassing nauwelijks door het lichaam opgenomen. Bij gebruik op grote oppervlakken of op beschadigde huid is het risico op systemische effecten bij de moeder, de ongeborene en de zuigeling verhoogd. Vermijd uitgebreid gebruik van klasse 3 en 4 corticosteroïden vanwege het risico op groeivertraging bij de foetus. Als dit niet kan dan is extra controle van de groei nodig tijdens de zwangerschap.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Indifferente middelen
Keuze van de basis op basis van conditie van de huid.
Bij droge huid: vet (crème of zalf)
Bij natte huid: waterig (gel, preparaat met zinkoxide)

Ook rekening houden met beharing. 

Zie ook Vetwijzer in Teams.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

KNMP Kennisbank
Op de Kennisbank kun je meer lezen:
  • Indifferente preparaten: https://kennisbank.knmp.nl/article/Informatorium_Medicamentorum/G960.html#G444 
  • Corticosteroïden voor cutaan gebruik: https://kennisbank.knmp.nl/article/Informatorium_Medicamentorum/G151.html#G2021

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kijk nog eens naar je huiswerkopdracht...
Met de sleepopdracht hierna kun je controleren of je het goed hebt gedaan.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zonverbranding
Constitutioneel eczeem
Allergisch contacteczeem
Psoriasis vulgaris
Psoriasis nagels
Schimmelnagel
Basaalcelcarcinoom
Plaveiselcelcarcinoom
Wrat
Melanoom
Afbeelding 1
Afbeelding 2
Afbeelding 3
Afbeelding 4
Afbeelding 5
Afbeelding 6
Afbeelding 7
Afbeelding 8
Afbeelding 9
Afbeelding 10

Slide 27 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Overige middelen
  • Efudix: oncolyticum (5-FU). Bijv. basaalcelcarcinoom. Behandelen tot huid kapot is (meestal ong. 4 weken).
  • Elidel: immunosuppressivum (pimecrolimus). Bij constitutioneel eczeem of psoriasis.
  • Protopic: immunosuppressivum (tacrolimus). Bij constitutioneel eczeem of psoriasis.

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bespreken van casus 

Slide 29 - Tekstslide

1 Welk corticosteroïd bevat Emovate® en tot welke klasse behoort dit?
2 Wat is het verschil tussen een crème en een zalf en waarom zou de arts beide voorschrijven?
3 Zoek de dosering uit van de Emovate®.
4 Mevrouw wil weten of ze plotseling met dit middel mag stoppen, of dat ze het af moet bouwen. Leg haar uit waarom.
5 Ook wil ze weten of ze de koelzalf en de Emovate® dik of dun moet aanbrengen. Waar hangt dat van af?
6 Kan ze van deze middelen bijwerkingen krijgen? Zo ja, welke van welk middel?

Huiswerk
Volgende week 10-10-2022: 

  1. Zelfstandig thuis werken
  2. Opdrachten bij casus week 8 afronden
  3. Voorbereidende opdrachten week 5 maken (oncolytica) uit reader

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies