Het optreden van cutane bijwerkingen hangt af van de volgende factoren.
- De sterkte van het preparaat.
- De basis van het gebruikte preparaat.
- De toedieningsfrequentie.
- De grootte van het behandelde oppervlak.
- De aard van de te behandelen huidlaesies.
De plaats van toepassing: lokale bijwerkingen treden vooral op in dunne huidgebieden, zoals het gezicht (vooral de oogleden), huidplooien (ook vanwege occlusie), onderste deel van de rug, genitaliën en de binnenkant van de bovenbenen. Bij klasse 3 of 4 corticosteroïden kunnen overal op de huid bijwerkingen optreden.
De duur van de behandeling: gebruik tot 3 weken geeft zelden aanleiding tot bijwerkingen, ook niet bij sterk werkzame preparaten. Bijwerkingen treden meestal pas op na een aantal maanden gebruik. Bij langdurig gebruik van klasse 1 of 2 corticosteroïden (bij kinderen tot 2 jaar klasse 1) en bij intermitterend gebruik van klasse 3 corticosteroïden treden zelden lokale bijwerkingen op.
De mate van absorptie: factoren die de absorptie verhogen, zijn onder andere occlusie, de aanwezigheid van penetratiebevorderaars en de aard van de te behandelen huidaandoening. Bij een verstoorde barrièrefunctie van de huid (zoals bij eczeem) is het risico op bijwerkingen hoger dan bij hyperkeratotische aandoeningen (zoals psoriasis en hyperkeratotisch eczeem).
De meest voorkomende cutane bijwerkingen zijn atrofie (dunner worden van de huid, zowel van de dermis als van de epidermis) al , maskering van schimmelinfecties en striae.
Bij langdurige behandeling van chronische huidaandoeningen kan vooral bij (zeer) sterk werkzame stoffen steroïdafhankelijkheid optreden, zich uitend in 'rebound'-verschijnselen of opvlamming van het ziektebeeld na het staken van de therapie. 'Rebound'-verschijnselen kenmerken zich door een intens rode huid, een brandend gevoel en tintelingen. Deze klachten kunnen zich ook uitbreiden naar plaatsen op de huid waar eerder geen klachten waren. Opnieuw aanbrengen van een corticosteroïd verlicht de klachten, waardoor steroïdafhankelijkheid kan ontstaan. Vaak verdwijnen de klachten pas maanden na volledig staken van de behandeling. Om 'rebound'-verschijnselen te voorkomen dient plotseling staken van behandeling met dermatocorticosteroïden te worden vermeden en wordt geadviseerd de therapie geleidelijk af te bouwen.
De belangrijkste systemische bijwerkingen die bij chronisch gebruik van dermatocorticosteroïden bij een dosering hoger dan de aanbevolen hoeveelheden per week kunnen voorkomen zijn de volgende.
- Cushing-achtige verschijnselen bij hoge opname van het corticosteroïd (zoals gewichtstoename, vollemaansgezicht, atrofie van het subcutane bindweefsel, slechte wondgenezing en psychische veranderingen).
- Bijnierschorsinsufficiëntie bij het acuut staken van de behandeling waarbij corticosteroïden overmatig werden gebruikt.
- Osteoporose en groeiremming.