jeudi, le 14 juin

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Qu'est-ce qu'on va faire?
objectifs
parler
a3a: grammaire C + I /  a2a: verbes
devoirs

Slide 2 - Tekstslide

Objectifs
Ik begrijp hoe je het aanwijzend voornaamwoord gebruikt in het Frans.
Ik begrijp wat een delend lidwoord is en hoe je deze gebruikt in het Frans.
Ik begrijp hoe je de meest voorkomende werkwoorden in het Frans gebruikt.

Ik begrijp hoe je de gebiedende wijs vormt en gebruikt in het Frans.
Ik begrijp hoe je vergelijkingen maakt in het Frans.
Ik begrijp hoe je de meest voorkomende werkwoorden in het Frans gebruikt.

Slide 3 - Tekstslide

parler
réponds aux questions en phrases complètes

Slide 4 - Tekstslide

a2a : verbes
Maak het werkblad in tweetallen.

Klaar?  www.verbuga.eu
temps: présent + passé composé
verbes irréguliers: avoir, être, faire
verbes réguliers: chercher, choisir, vendre
Confirmer

Slide 5 - Tekstslide

a3a: grammaire
gebiedende wijs
vergelijkingen

Slide 6 - Tekstslide

impératif
Tegen 1 persoon waar je jij  tegen mag zeggen.

je-vorm van het werkwoord min je plus uitroepteken

je parle -> parle!


Slide 7 - Tekstslide

impératif
Tegen 1 persoon waar je tegen zegt.
Tegen meerdere personen.

vous-vorm van het werkwoord min vous plus uitroepteken

vous parlez  -> parlez!


Slide 8 - Tekstslide

impératif
Voorstel (laten we...)

nous-vorm van het werkwoord min nous plus uitroepteken

nous parlons  -> parlons!


Slide 9 - Tekstslide

impératif
uitzonderingen




Slide 10 - Tekstslide

Leraar tegen klas:
(parler) .... moins fort s’il vous plaît!
A
parle
B
parlez
C
parlons
D
parlent

Slide 11 - Quizvraag

Jij tegen je beste vriend(in):
(regarder) .... !
A
regarde
B
regardez
C
regardent
D
regardes

Slide 12 - Quizvraag

Je broer doet je een voorstelm
(aller) .... au cinéma!
A
va
B
alle
C
allez
D
allons

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide

les comparaisons

Slide 15 - Tekstslide

formule
moins/aussi/plus     +     bvnw     +      que/qu'

Slide 16 - Tekstslide

groter dan / kleiner dan ...
Anne est plus grande que Thomas.
Thomas est plus petit qu'Anne

Slide 17 - Tekstslide

Vertaal:
Anne en Thomas zijn groter dan Luc.

Slide 18 - Open vraag

minder groot dan / minder klein dan ...
Thomas est moins grand qu'Anne.
Anne est moins petite que Thomas

Slide 19 - Tekstslide

Anne en Eva zijn minder groot dan Marc.

Slide 20 - Open vraag

even groot als / even klein als ...
Thomas est aussi grand qu'Anne.
Anne est aussi petite que Thomas

Slide 21 - Tekstslide

Anne en Eva zijn even groot.

Slide 22 - Open vraag

de overtreffende trap

Slide 23 - Tekstslide

formule 1
le/l'/la/les   +   znw   +   le/la/les    +  moins/plus   +    bvnw

l'                   homme              le                    plus              intelligent

Slide 24 - Tekstslide

formule 2
le/l'/la/les     +     moins/plus     +     bvnw      +       znw 

la                 plus            grande           femme

Slide 25 - Tekstslide

Ik heb de grootste auto.
A
J'ai plus grande que voiture.
B
J'ai la voiture la plus grande.
C
J'ai la plus grande voiture.
D
J'ai plus grande la voiture.

Slide 26 - Quizvraag

Einstein is de intelligentste man.

Slide 27 - Open vraag

devoirs
www. maxitaal.net/a2a
www.maxitaal.net/a3a

Slide 28 - Tekstslide