Spelling herhaling

Spelling
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
ANT2+PraktijkonderwijsLeerjaar 1

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Spelling

Slide 1 - Tekstslide

Welke acht vormen van
het werkwoord ken je?

Slide 2 - Woordweb

De acht vormen van het werkwoord
1. De persoonsvorm TT
2. De persoonsvorm VT
3. Het voltooid deelwoord
4. Het onvoltooid deelwoord
5. Het bijvoeglijk naamwoord van een onvoltooid deelwoord
6. Het bijvoeglijk naamwoord van een voltooid deelwoord
7. Het infinitief
8. De gebiedende wijs

Slide 3 - Tekstslide

Het kabinet wil werklozen inzetten in de zorg.

Welke vormen van werkwoorden zijn hier (chronologisch) gebruikt?
A
PVTT, infinitief
B
infinitief, bijvoeglijk naamwoord
C
PVTT, onvoltooid deelwoord
D
PVVT, infinitief

Slide 4 - Quizvraag

Op dit moment lopen bij steeds meer mensen de gemoederen vaak hoog op, zodat ook de overbelaste politie de druk soms niet kan bijbenen.

Welke werkwoordsvormen zijn hier (chonologisch) gebruikt?
A
infinitief, voltooid deelwoord, pvtt, infinitief
B
infinitief, voltooid deelwoord, bijvoeglijk naamwoord, pvtt
C
pvtt, bijvoeglijk naamwoord, pvvt, voltooid deelwoord
D
pvtt, bijvoeglijk naamwoord, pvtt, infinitief

Slide 5 - Quizvraag

De leukste intocht van Sinterklaas is afgelopen zaterdag op televisie uitgezonden.

Welke werkwoordsvormen worden hier (chronologisch) gebruikt?
A
pvtt, infinitief
B
infinitief, onvoltooid deelwoord
C
pvtt, voltooid deelwoord
D
gebiedende wijs, onvoltooid deelwoord

Slide 6 - Quizvraag

(Schieten) eens op, want ik (worden) je getreuzel wel een beetje moe. (Worden) je vriend daar nooit gek van?

A
Schiet, word, word
B
Schiet, word, wordt
C
Schiet, wordt, word
D
Schiet, wordt, wordt

Slide 7 - Quizvraag

De persoonsvorm 
-->zoek altijd eerst de pv('s)
Tegenwoordige tijd (pvtt):
  • ik-vorm of ik-vorm + t
  • hele werkwoord (meervoud)
--> Vul 'lopen' in en je hoort 't
  • ik vind/ik loop - hij vindt/hij loopt

Verleden tijd (pvvt):
  • ik-vorm + te(n) / ik-vorm + de(n)
Gebruik 't ex-fokschaap (t-x-f-k-s-ch-p)
  • fietsen - ik fietste - wij fietsten
  • verhuizen - ik verhuisde - wij verhuisden

De gebiedende wijs schrijf je altijd als ik-vorm:
  • Houd afstand. / Loop eens door!

Slide 8 - Tekstslide

Hij (willen) graag (helpen) vandaag, maar (klussen) (vinden) hij het toch wel heel veel werk. Zowel Jan als Piet (hebben) toch wel heel veel zooi (verzamelen).
A
wil, helpen, klussend, vindt, heeft, verzameld
B
wilt, helpen, klussend, vindt, hebben, verzameld.
C
wil, helpen, klussend, vindt, hebben, verzamelt
D
wilt, helpen, klussent, vindt, hebben, verzamelt

Slide 9 - Quizvraag

Hij (willen) graag (helpen) vandaag, maar (klussen) (vinden) hij het toch wel heel veel werk. Zowel Jan als Piet (hebben) toch wel heel veel zooi (verzamelen).
Noteer onder elkaar per woord de juiste spelling en daarachter de juiste vorm, na een komma en een spatie (pvtt, pvvt, gw, inf, vd, od, vdbn, odbn)

Slide 10 - Open vraag

Voltooid deelwoord en onvoltooid deelwoord 
Voltooid deelwoord (vd):
  • (heeft) gefietst, (is) verbrand, (is) gegaan

Maak het voltooid deelwoord langer of gebruik 't ex-fokschaap (net als bij pvvt)

Bij sterke werkwoorden (werkwoord dat van klank verandert) eindigt het voltooid deelwoord op -en
  • (heeft) gezwommen, (is) gevonden

Onvoltooid deelwoord (od): 
altijd infinitief (hele ww) met een -d:
  • fietsend, etend, lopend

Slide 11 - Tekstslide

In het door de kinderen nauwkeurig (volgen) Sinterklaasjournaal, (worden) de (aflopen) week jong en oud (vermaken) met de (verrassen) verhalen.
A
gevolgden, werdt, afgelopen, vermaakt, verrasten
B
volgende, werd, afgelope, vermaakt, verraste
C
gevolgde, werden, afgelopen, vermaakt, verrassende
D
gevolgde, werden, afgelope, vermaakt, verrassenden

Slide 12 - Quizvraag

In het door de kinderen nauwkeurig (volgen) Sinterklaasjournaal, (worden) de (aflopen) week jong en oud (vermaken) met de (verrassen) verhalen.

Noteer onder elkaar per woord de juiste spelling en daarachter de juiste vorm, na een komma en een spatie (pvtt, pvvt, gw, inf, vd, od, vdbn, odbn)

Slide 13 - Open vraag

Bijvoeglijk naamwoord,
en infinitief
Bijvoeglijk naamwoord (bn):   +e en zo eenvoudig mogelijk
  • Het verklede kind  (verkleed --> verkleede --> verklede)
  • Het gewitte plafond (gewit --> gewite --> gewitte)
  • De verbrande foto 
  • De verbrande foto's --> meervoud verandert bij bn niets!
Uitzondering bij het-woorden met 'een'
  • Een verkleed kind  / een gewit plafond / een verbrande foto

Sterke werkwoorden veranderen niet:
  • De afstand is gezwommen - de gezwommen afstand
  • De foto is gevonden - de gevonden foto

Infinitief  (inf) is het hele werkwoord:
  • Wat zou jij hiervan vinden?
  • NEC heeft eindelijk weer kunnen winnen.

Slide 14 - Tekstslide

Engelse werkwoorden vervoeg je dus hetzelfde als Nederlandse werkwoorden, maar je let extra op de klank.

Slide 15 - Tekstslide

De (saven) bestanden (vinden tt) hij niet meer interessant. Hij (hebben) er echter ook (deleten) die hij nu niet meer (downloaden) (krijgt).
A
gesavet, vindt, heeft, gedeletet, gedownload, krijgt
B
gesavde, vind, heeft, gedelete, gedownload, krijgt
C
gesavet, vindt, heeft, gedelet, gedownload, krijgt
D
gesavede, vindt, heeft, gedeletet, gedownload, krijgt

Slide 16 - Quizvraag

Engelse werkwoorden

Slide 17 - Tekstslide

De (overrompelen) klas (worden) vanmiddag naar huis (sturen), omdat de (overwerken) docent het allemaal niet meer (bolwerken) (krijgen).
(In geval van twijfel, kies je de tegenwoordige tijd)

Slide 18 - Open vraag

Herhaling vorige les

Slide 19 - Tekstslide

Hoeveel werkwoorden bevat de volgende zin?

De geschrokken man heeft vanmiddag alsnog geruststellende antwoorden gevonden.
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 20 - Quizvraag

Welke benoemingen zijn juist voor de werkwoorden en bijvoeglijk naamwoorden die zijn afgeleid van een werkwoord?

De geschrokken man heeft vanmiddag alsnog geruststellende antwoorden gevonden.
A
vdbn, pvtt, vdbn, vd
B
vd, pvvt, odbn, inf
C
odbn, pvtt, inf, vdbn
D
vdbn, pvtt, odbn, vd

Slide 21 - Quizvraag

De (verbazen) leerling (worden) gisteren al (opmerken) door de docent, maar vandaag (willen) hij toch nog een gesprek (voeren) met die leerling.

Noteer onder elkaar per woord de juiste spelling en daarachter de juiste vorm, na een komma en een spatie (pvtt, pvvt, gw, inf, vd, od, vdbn, odbn)

Slide 22 - Open vraag

Overige spellingsregels
Oefen vooral wat in de oefeningen gevraagd wordt.

Slide 23 - Tekstslide

Welke is volledig juist?
A
cafés, cafétje, bacterieën
B
cafees, cafeetje, symfonieën
C
cafés, cafeetje, bacteriën
D
cafees, cafétje, symfoniën

Slide 24 - Quizvraag

Meervoud

cafés
auto's
taxi's
baby's
displays
bureaus

- Ezelsbruggetje: Ik hou van y's
- 's alleen bij uitspraakproblemen


Verkleinwoorden

cafeetje
autootje
taxietje
baby'tje
displaytje
bureautje

- klinkerverdubbeling bij uitspraakproblemen, behalve bij 'y'

Slide 25 - Tekstslide

Meervoud en klemtoon
Meervoud op -ie
  • porie, poriën
  • melodie, melodieën

Woorden op -ik, -es en -et
  • strikken | haviken
  • messen | dreumesen

Slide 26 - Tekstslide

Welk woord is niet goed gespeld?
A
accu's
B
karbonaadje
C
eitje
D
ponies

Slide 27 - Quizvraag

Noteer van de volgende woorden (gescheiden door komma en spatie na elkaar per regel)
Meervoud: handvat, neerlandicus, olie, cava, cowboy, lemmet, kubus
Verkleinwoord: jongen, chocola, cadeau, cd


timer
1:00

Slide 28 - Open vraag

Zonder de eerste wereldoorlog was het nazisme niet ontstaan.
Hoofdletters: welke is goed?
A
eerste wereldoorlog, nazisme
B
Eerste Wereldoorlog, Nazisme
C
eerste wereldoorlog, Nazisme
D
Eerste Wereldoorlog, nazisme

Slide 29 - Quizvraag

Hoofdletters
  • Hoofdletter waar de naam begint                                                            mevrouw Van den Brink | mevrouw P. van den Brink
  • Historische gebeurtenissen een hoofdletter, historische periodes niet                                                                                           Tweede Wereldoorlog | renaissance
  • Feestdagen een hoofdletter, afleidingen ervan niet   Koningsdag | Pinksteren | paasvakantie | kerstboom

Slide 30 - Tekstslide

Geen hoofdletter
  • Afleidingen van persoonsnamen krijgen geen hoofdletter            calvinistisch | downsyndroom (maar: syndroom van Down)
  • Aanduidingen van ras of geloofsovertuiging                                                  moslim, christendom, indianen
  • Windrichtingen, dagen, maanden, munten, ambten                                   westen, noordwesten, september, dollar, premier
  • Eigennamen die soortnamen zijn geworden                                                           een glas cola of cognac

Slide 31 - Tekstslide

Welke is onjuist?
A
Hij woont in Amsterdam-zuid.
B
Hij drinkt een glaasje cola.
C
Mevrouw Van Hulst had deze keer wel gelijk.
D
Hij kijkt naar het noordwesten.

Slide 32 - Quizvraag

Wat is onjuist?
A
Hij gaat ervan uit dat het goed is.
B
Hij is erop voorbereid.
C
Hij moet erdoor heenpraten
D
Hij wil er graag van af.

Slide 33 - Quizvraag

Aan elkaar of los
  1. Samenstellingen: aan elkaar (ook als het lang wordt): kortetermijngeheugen / sciencefiction 
  2. Woordgroepen met koppelteken, de rest aan elkaar: glas-in-loodraam /zwart-witbeeld
  3. Spaties uit een naam neem je over: 1 aprilgrap | Van Goghtentoonstelling
  4. Voorzetsels + 'er', 'hier', 'daar' en 'waar': let op waar ze bij horen --> werkwoord apart                  
  • Ik kom hierop uit. (want: uitkomen op iets)                                                                 
  • Hij gaat ervan uit dat je komt. (want: uitgaan van iets)                                             
  • Wil je niet steeds erdoorheen praten? (want: praten, niet 'heenpraten')

Slide 34 - Tekstslide

Koppelteken
Bij klinkerbotsing gebruik je een koppelteken
  • cao-onderhandeling, auto-ongeluk, ski-jack, zo-even
  • politieagent, giroafschrift

Leer alle andere regels voor het koppelteken goed. Zoals...
  • voorvoegsels (ex-vrouw maar vicepremier), bij symbolen (€-teken), getallen (A4-formaat) en afkortingen (vwo-leerling maar havoleerling), vaste woordcombinaties (glas-in-loodraam)

Slide 35 - Tekstslide

Wat is onjuist?
A
auto-ongeluk
B
peper-en-zoutstel
C
8 uurjournaal
D
erboven uitklinken

Slide 36 - Quizvraag

Wat is onjuist?
A
vwo-examen
B
mavoexamen
C
50+-kaas
D
jip-en-janneketaal

Slide 37 - Quizvraag

Weglatingsstreepje. Kort in:
fietsbanden en fietszadels
fietsbanden en autobanden
mooie films en saaie films
timer
0:30

Slide 38 - Open vraag

Schrijf goed:
ziel + poot / huil + balk / spin + web / aap + trots
timer
1:00

Slide 39 - Open vraag

Tussen-n
Een samenstelling krijgt een tussen-n als:
  • het geheel een zelfstandig naamwoord is
  • én het eerste deel een zelfstandig naamwoord is
  • ... dat alléén een meervoud op -n heeft
tomatensoep, pannenkoek, ziekenhuis, hondenhok

Hier dus geen tussen-n:
habbekrats, brekebeen, zonnewijzer, tarwebrood, keuzestress, groentesoep, blindedarm, beresterk, huisvredebreuk

Slide 40 - Tekstslide

Wat is onjuist?
A
apenrots
B
rijstenpap
C
groentesoep
D
maneschijn

Slide 41 - Quizvraag

Alle(n), sommige(n), beide(n), andere(n)
Alléén met -n als:
  • het verwijst naar personen
  • en zelfstandig gebruikt is

Wij waren op tijd, maar anderen kwamen te laat.

De meeste recepten kan ik volgen, maar van sommige begrijp ik niets! 
De steward heeft alle passagiers hun plek gewezen.
Veel kennissen van mijn ouders ken wel, maar enkele nog niet. (bijvoeglijk!)

Slide 42 - Tekstslide

Mijn zus en ik komen graag in die winkel, maar ik weet dat ... er niets aan vinden.
A
andere
B
anderen

Slide 43 - Quizvraag

In de schoolgang stonden ineens twee grijze katten. Beide/beiden lagen in de weg. Sommige/Sommigen leerlingen liepen snel door, maar andere/ anderen bleven in de gang staan.
A
beide, sommige, andere
B
beide, sommigen, anderen
C
beiden, sommige, anderen
D
beiden, sommigen, andere

Slide 44 - Quizvraag

Huiswerk t/m opdracht 6 af.
https://onzetaal.nl/taaladvies/zoek
https://www.beterspellen.nl
https://www.jufmelis.nl/spelling
https://www.cambiumned.nl/  --> link ELO

Tip 1: Begin nu al met leren: over een week is het te veel tegelijkertijd en ga je zaken door elkaar halen.
Tip 2: Leer eerst de regels heel goed, oefen dan. Leer opnieuw etc.






Slide 45 - Tekstslide