De leukste intocht van Sinterklaas is afgelopen zaterdag op televisie uitgezonden.
Welke werkwoordsvormen worden hier (chronologisch) gebruikt?
A
pvtt, infinitief
B
infinitief, onvoltooid deelwoord
C
pvtt, voltooid deelwoord
D
gebiedende wijs, onvoltooid deelwoord
Slide 6 - Quizvraag
(Schieten) eens op, want ik (worden) je getreuzel wel een beetje moe. (Worden) je vriend daar nooit gek van?
A
Schiet, word, word
B
Schiet, word, wordt
C
Schiet, wordt, word
D
Schiet, wordt, wordt
Slide 7 - Quizvraag
De persoonsvorm
-->zoek altijd eerst de pv('s)
Tegenwoordige tijd (pvtt):
ik-vorm of ik-vorm + t
hele werkwoord (meervoud)
--> Vul 'lopen' in en je hoort 't
ik vind/ik loop - hij vindt/hij loopt
Verleden tijd (pvvt):
ik-vorm + te(n) / ik-vorm + de(n)
Gebruik 't ex-fokschaap (t-x-f-k-s-ch-p)
fietsen - ik fietste - wij fietsten
verhuizen - ik verhuisde - wij verhuisden
De gebiedende wijs schrijf je altijd als ik-vorm:
Houd afstand. / Loop eens door!
Slide 8 - Tekstslide
Hij (willen) graag (helpen) vandaag, maar (klussen) (vinden) hij het toch wel heel veel werk. Zowel Jan als Piet (hebben) toch wel heel veel zooi (verzamelen).
A
wil, helpen, klussend, vindt, heeft, verzameld
B
wilt, helpen, klussend, vindt, hebben, verzameld.
C
wil, helpen, klussend, vindt, hebben, verzamelt
D
wilt, helpen, klussent, vindt, hebben, verzamelt
Slide 9 - Quizvraag
Hij (willen) graag (helpen) vandaag, maar (klussen) (vinden) hij het toch wel heel veel werk. Zowel Jan als Piet (hebben) toch wel heel veel zooi (verzamelen). Noteer onder elkaar per woord de juiste spelling en daarachter de juiste vorm, na een komma en een spatie (pvtt, pvvt, gw, inf, vd, od, vdbn, odbn)
Slide 10 - Open vraag
Voltooid deelwoord en onvoltooid deelwoord
Voltooid deelwoord (vd):
(heeft) gefietst, (is) verbrand, (is) gegaan
Maak het voltooid deelwoord langer of gebruik 't ex-fokschaap (net als bij pvvt)
Bij sterke werkwoorden (werkwoord dat van klank verandert) eindigt het voltooid deelwoord op -en
(heeft) gezwommen, (is) gevonden
Onvoltooid deelwoord (od):
altijd infinitief (hele ww) met een -d:
fietsend, etend, lopend
Slide 11 - Tekstslide
In het door velen nauwkeurig (volgen) 'Wie is de mol', (worden) de (aflopen) week jong en oud (vermaken) met de (verrassen) verhalen.
A
gevolgden, werdt, afgelopen, vermaakt, verrasten
B
volgende, werden, afgelope, vermaakt, verraste
C
gevolgde, werden, afgelopen, vermaakt, verrassende
D
gevolgde, werd, afgelopen, vermaakt, verrassenden
Slide 12 - Quizvraag
In het door de kinderen nauwkeurig (volgen) Sinterklaasjournaal, (worden) de (aflopen) week jong en oud (vermaken) met de (verrassen) verhalen.
Noteer onder elkaar per woord de juiste spelling en daarachter de juiste vorm, na een komma en een spatie (pvtt, pvvt, gw, inf, vd, od, vdbn, odbn)
Slide 13 - Open vraag
Bijvoeglijk naamwoord,
en infinitief
Bijvoeglijk naamwoord (bn): +e en zo eenvoudig mogelijk
Het verklede kind (verkleed --> verkleede --> verklede)
Het gewitte plafond (gewit --> gewite --> gewitte)
De verbrande foto
De verbrande foto's --> meervoud verandert bij bn niets!
Uitzondering bij het-woorden met 'een'
Een verkleed kind / een gewit plafond / een verbrande foto
Sterke werkwoorden veranderen niet:
De afstand is gezwommen - de gezwommen afstand
De foto is gevonden - de gevonden foto
Infinitief (inf) is het hele werkwoord:
Wat zou jij hiervan vinden?
NEC heeft eindelijk weer kunnen winnen.
Slide 14 - Tekstslide
Hij (snoozen) al de hele ochtend en hij (willen) nu ook nog een vrije middag regelen. Hij (lobbyen) al een hele ochtend bij zijn baas, die hij net (tracen) had.
A
snoozt, wil, lobbyt, getraced
B
snoozet, wilt, lobbyt, getracet
C
snoozt, wilt, lobbyd, getraced
D
snoozet, wil, lobbyt, getracet
Slide 15 - Quizvraag
Engelse werkwoorden vervoeg je dus hetzelfde als Nederlandse werkwoorden, maar je let extra op de klank.
Slide 16 - Tekstslide
Engelse werkwoorden
Slide 17 - Tekstslide
De (overrompelen) klas (worden) vanmiddag naar huis (sturen), omdat de (overwerken) docent het allemaal niet meer (bolwerken) (krijgen).
(Typ de hele zin. In geval van twijfel, kies je de tegenwoordige tijd)
Slide 18 - Open vraag
Herhaling vorige les
Slide 19 - Tekstslide
Welke benoemingen zijn juist voor de werkwoorden en bijvoeglijk naamwoorden die zijn afgeleid van een werkwoord?
De geschrokken man heeft vanmiddag alsnog geruststellende antwoorden gevonden.
A
vdbn, pvtt, vdbn, vd
B
vd, pvvt, odbn, inf
C
odbn, pvtt, inf, vdbn
D
vdbn, pvtt, odbn, vd
Slide 20 - Quizvraag
De (verbazen) leerling (worden) gisteren al (opmerken) door de docent, maar vandaag (willen) hij toch nog een gesprek (voeren) met die leerling.
Noteer onder elkaar per woord de juiste spelling en daarachter de juiste vorm, na een komma en een spatie (pvtt, pvvt, gw, inf, vd, od, vdbn, odbn)
Slide 21 - Open vraag
Hoofdletters
Slide 22 - Tekstslide
In welke zin staat er een fout in de leestekens en/of hoofdletters?
A
Hij woont in Amsterdam-zuid.
B
Hij drinkt een glaasje cola.
C
Mevrouw Van Hulst had deze keer wel gelijk.
D
Hij kijkt naar het noordwesten.
Slide 23 - Quizvraag
In welke zin staat er een fout in de leestekens en/of hoofdletters?
A
''Ik kan niet komen,'' zei Raph tegen de docent. ''Ik heb een knieblessure.''
B
''Het moet nu stoppen,'' zei de scheidsrechter, ''zodat we het spel kunnen voortzetten.''
C
Erik, de neef van Nick, is altijd te laat.
D
De docent riep: “stilte!”
Slide 24 - Quizvraag
In welke zin zijn de leestekens en/of de hoofdletter(s) onjuist geschreven?
A
Maxima zei tegen Willem: ''Je bent een beetje dom.''
B
Onze tafel weegt 5 kg meer dan deze tafel van de HEMA.
C
Iedereen die te laat is moet zich melden bij de afdelingsleider.
D
''Wie is te laat?'' vroeg de afdelingsleider.
Slide 25 - Quizvraag
In welke zin staat er een fout in de leestekens en/of hoofdletters?
A
Paus Benedictus XV riep tijdens de Eerste Wereldoorlog op tot een staakt-het-vuren tijdens Kerstmis.
B
Mevrouw van der Poel dronk een spa rood tijdens het kerstbal.
C
Ook in Zuid-Limburg waren de middeleeuwen donkere tijden.
D
Yarno vindt het vervelend dat hij niet is uitgenodigd voor het PS5-feestje.
Slide 26 - Quizvraag
Hoofdletters
Hoofdletter waar de naam begintmevrouw Van den Brink | mevrouw P. van den Brink
Historische gebeurtenissen een hoofdletter, historische periodes niet Tweede Wereldoorlog | renaissance
Feestdagen een hoofdletter, afleidingen ervan niet Koningsdag | Pinksteren | paasvakantie | kerstboom
Slide 27 - Tekstslide
Geen hoofdletter
Afleidingen van persoonsnamen krijgen geen hoofdletter calvinistisch | downsyndroom (maar: syndroom van Down)
Aanduidingen van ras of geloofsovertuiging moslim, christendom, indianen
Windrichtingen, dagen, maanden, munten, ambten westen, noordwesten, september, dollar, premier
Eigennamen die soortnamen zijn geworden een glas cola of cognac
Slide 28 - Tekstslide
Huiswerk t/m opdracht 6 af.
https://onzetaal.nl/taaladvies/zoek
https://www.beterspellen.nl
https://www.jufmelis.nl/spelling
https://www.cambiumned.nl/ --> link ELO
Tip 1: Begin nu al met leren: over een week is het te veel tegelijkertijd en ga je zaken door elkaar halen.
Tip 2: Leer eerst de regels heel goed, oefen dan. Leer opnieuw etc.
Slide 29 - Tekstslide
Verwijswoorden
Slide 30 - Tekstslide
Formuleren (verwijswoorden). Kies het correcte verwijswoord.
Het enige ....................... telt, is dat je goed je best doet.
A
wat
B
dat
C
die
D
dit
Slide 31 - Quizvraag
Formuleren (verwijswoorden). Kies het correcte verwijswoord.
Zou je morgen deze cadeaubon aan ...... willen geven?
A
hun
B
hen
C
zij
D
ze
Slide 32 - Quizvraag
Formuleren (verwijswoorden). Kies het correcte verwijswoord.
Hij gaf zijn vriendin, .................. hij twee jaar verkering had, een ring.
A
waarmee
B
met wie
C
waarvan
D
van wie
Slide 33 - Quizvraag
Formuleren (verwijswoorden). Kies het correcte verwijswoord.
Sinds zijn kind een schilderij had gemaakt, had ...... ...... al aan iedereen laten zien.
A
die, dit
B
het, deze
C
het, dit
D
die, deze
Slide 34 - Quizvraag
Formuleren (verwijswoorden). Kies het correcte verwijswoord.
Nijmegen had erg veel georganiseerd voor .... inwoners tijdens de Vierdaagsefeesten. De bevolking sprak met trots over .... stad.
A
zijn, haar
B
hun, zijn
C
haar, hun
D
zijn, hun
Slide 35 - Quizvraag
Nu: Leer de theorie! --> Spelling is gewoon regels stampen.