WK 46: Review and Quiz

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

WK 46: Review and Quiz

Slide 2 - Tekstslide

onregelmatige
werkwoorden

Slide 3 - Tekstslide

Wat is de verleden tijd van ¨(to) find¨?
I .........my laptop in my bedroom, last night.

Slide 4 - Open vraag

Fill in the past simple- form of the verb in brackets

Yesterday Patrick ..… the bowl. (break)

Slide 5 - Open vraag

Fill in the past simple- form of the verb in brackets

They …. something very beautiful. (draw)

Slide 6 - Open vraag

to grow → grew - grown
A
dat is juist
B
dat is onjuist

Slide 7 - Quizvraag

to feel → felt - felt
A
dat is juist
B
dat is onjuist

Slide 8 - Quizvraag

to forbid → forgot - forgotten
A
dat is juist
B
dat is onjuist

Slide 9 - Quizvraag

to fight → fought - fought
A
dat is juist
B
dat is onjuist

Slide 10 - Quizvraag

to fall → felt- felt
A
dat is juist
B
dat is onjuist

Slide 11 - Quizvraag

to find
A
flew - flown
B
fell - fallen
C
fled - fled
D
found - found

Slide 12 - Quizvraag

______ bled - bled
A
to begin
B
to become
C
to bind
D
to bleed

Slide 13 - Quizvraag

_____ froze - frozen
A
to drive
B
to freeze
C
to forgive
D
to forbid

Slide 14 - Quizvraag

_____ became - become
A
to bind
B
to become
C
to bleed
D
to begin

Slide 15 - Quizvraag

_____ broadcast - broadcast
A
to freeze
B
to bind
C
to broadcast
D
to bleed

Slide 16 - Quizvraag

_____ drank - drunk
A
to bleed
B
to drive
C
to broadcast
D
to drink

Slide 17 - Quizvraag

______ forbade - forbidden
A
to forbid
B
to broadcast
C
to bleed
D
to become

Slide 18 - Quizvraag

Welke Engels vormen horen bij het werkwoord ETEN?

hele ww- verleden tijd- voltooide tijd
A
eat-eat-eat
B
eat-ate-eaten
C
eet-at-eaten
D
ate- eat-eat

Slide 19 - Quizvraag

Vertalen en zet in alle 3 vormen:

kiezen

Slide 20 - Open vraag

Vertalen en zet in alle 3 vormen:

brengen

Slide 21 - Open vraag

Vertalen en zet in alle 3 vormen:

bouwen

Slide 22 - Open vraag


Vul de juiste vorm in:

hebben = to ............... - .............. - .................

Slide 23 - Open vraag


Vul de juiste vorm in:

doen = to ............... - .............. - .................

Slide 24 - Open vraag


Vul de juiste vorm in:

to go - .................. - gone

Slide 25 - Open vraag


Vertalen en zet in alle 3 vormen:
geven

Slide 26 - Open vraag

What do you think?
How well did you do this test?
😒🙁😐🙂😃

Slide 27 - Poll