Relative Pronouns

TODAY
- Unit 2  Lesson 5 Writing
  • CNN10
  • intro exercises par.5
- Grammar relative pronouns
- practice makes perfect

timer
5:00
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

TODAY
- Unit 2  Lesson 5 Writing
  • CNN10
  • intro exercises par.5
- Grammar relative pronouns
- practice makes perfect

timer
5:00

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Open your book p.73 


read Cardiff Castle
Do ex 1,2+3
timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Relative Pronouns
of wel: betrekkelijke voornaamwoorden

Slide 4 - Tekstslide

Learning Goals
  • After this lesson you know what Relative Pronouns are.
  • After this lesson you are able to use the Relative Pronouns in a sentence.

Slide 5 - Tekstslide

Relative Pronouns
'Relative Pronouns' gebruik je als je extra informatie wilt geven over iets of iemand met behulp van een bijzin.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Relative pronouns
Relative pronoun verwijst naar:
that
who
whose
which

persoon, dier, ding
persoon
bezit
dier, ding
 

Slide 8 - Tekstslide

Relative Pronouns
'who' --> om te verwijzen naar mensen
'This is my best friend, who lives next door.'


'which' --> om te verwijzen naar dieren of dingen
'This is my bike, which is very old.'

Slide 9 - Tekstslide

Relative Pronouns
'whose' --> om aan te geven bij wie of wat iets hoort

'That's the friend, whose bike was stolen.'
'That's the bike, whose wheel disappeared.'

Slide 10 - Tekstslide

Relative Pronouns
'that' --> kan je in plaats van 'who' of 'which' gebruiken, BEHALVE als de bijzin met een komma begint.
(nooit 'that' na een komma)

'That's the friend that /who lives in Swansea.'
'That's the bike that / which is for sale.'

Slide 11 - Tekstslide

Onderstaande zin heeft comma's en dus mag je hier geen that gebruiken
In deze kun je de bijzin which is published in London ook weglaten. 
The Times ,which is published in London, is a daily newspaper.


The Times is a daily newspaper.

Slide 12 - Tekstslide


  • Martin played tennis with Sophie, who was slightly injured.
  • who kun je hier niet vervangen door that
  • de bijzin/relative clause kun je weglaten.
  • komma in de zin.

Slide 13 - Tekstslide

Martin played tennis with Sophie, who was slightly injured.
  • Let op; we passen de zin een beetje aan:
  • Martin played tennis with the girl who was slightly injured.
  • Hier is 'who was slightly injured' essentieel om duidelijk te maken over welke Sophie het gaat en kan niet worden weggelaten. 
  • who mag je hier dus wel vervangen door that
  • Geen komma's in de zin!

Slide 14 - Tekstslide

In het Engels mag je een relative pronoun weglaten als:
de relative pronoun niet het onderwerp maar het object (lijdend- of meewerkend voorwerp) in de zin is.

  • The book that I bought is interesting. 
  • The book I bought is interesting
Niet the book, maar I is het onderwerp in de zin

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Test your Knowledge!
Kies bij de volgende opgaven de correcte Relative Pronoun.


Slide 17 - Tekstslide

I have a friend, ... bag was stolen.
A
who
B
which
C
that
D
whose

Slide 18 - Quizvraag

This is my brother, ... shares a room with me.
A
who
B
which
C
that
D
whose

Slide 19 - Quizvraag

That's the coat ... I borrowed.
A
who
B
which
C
that
D
whose

Slide 20 - Quizvraag

The house, ... roof collapsed, is gone now.
A
who
B
which
C
that
D
whose

Slide 21 - Quizvraag

Danny, ................. is my best friend, has moved to London.
A
that
B
which
C
who
D
whose

Slide 22 - Quizvraag

Is that the man ... gave you a compliment?
A
who
B
which
C
that
D
whose

Slide 23 - Quizvraag

The dog .... walks over there, isn't mine.
A
who
B
which

Slide 24 - Quizvraag

I’ve lost the money _______ my mum gave me!
A
which
B
who
C
that
D
whose

Slide 25 - Quizvraag

Martin, _______ is best friends with Tom, is my cousin.
A
which
B
who
C
that
D
whose

Slide 26 - Quizvraag

Michael’s the person _______ helped me the most at primary school.
A
which
B
who
C
that
D
whose

Slide 27 - Quizvraag

Sarah’s got a ring _______ was her grandmother’s
A
which
B
who
C
that
D
whose

Slide 28 - Quizvraag

To conclude
What are the Relative Pronouns?

Slide 29 - Open vraag

This is the best movie that I have ever seen.

Kun je de relative pronoun weglaten?
A
nee
B
ja

Slide 30 - Quizvraag

Kun je in deze zin het relative pronoun weglaten?

Josh, who is my best friend, left for New York today.
A
ja
B
nee

Slide 31 - Quizvraag

"The clown, who is scary, is dancing around."

Kun je de relative pronoun weglaten?
A
nee
B
ja

Slide 32 - Quizvraag

"The person that I met yesterday."

Kun je de relative pronoun weglaten?
A
nee
B
ja

Slide 33 - Quizvraag

"That is the skier who won the race."

Kun je de relative pronoun weglaten?
A
nee
B
ja

Slide 34 - Quizvraag

Practice
Now do exercise:
  •  4 p. 72 
  • link in Teams


timer
6:00

Slide 35 - Tekstslide