T2 Spelling ww

Taalverzorging spelling hoofdstuk 4
Lastige werkwoorden: 
overhoren
hij overhoort
hij heeft overhoord

1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Taalverzorging spelling hoofdstuk 4
Lastige werkwoorden: 
overhoren
hij overhoort
hij heeft overhoord

Slide 1 - Tekstslide

Lastige werkwoorden
Soms klinkt de pvtt en het vd hetzelfde! 
Maar soms schrijf je ze anders! 

Het gaat om werkwoorden die beginnen met be-, ge-, ver-, ont-, her- of over-.
bevrijden, gebeuren, vertellen, ontsnappen, heroveren, overhoren.

Slide 2 - Tekstslide

Nakijken opdracht 1
werkwoord
ik.. / ... jij (pv)
jij/hij/zij... (pv)
hij heeft ... (vd)
1 herkennen
herken
herkent
herkend
2. geloven
geloof
gelooft
geloofd
3. ontdekken
ontdek
ontdekt
ontdekt
4. beantwoorden

beantwoord

beantwoordt

beantwoord
5. verbreden
verbreed
verbreedt
verbreed
6. overhoren
overhoor
overhoort
overhoord

Slide 3 - Tekstslide

Nakijken opdracht 2
vertellen (stam=vertel)
1. Elke maand vertelt een schrijver in de bibliotheek over zijn boeken. pv
2. In de pauze heeft Elmer ons alles verteld over zijn reis naar de VS. vd

verharden  (stam=verhard)
3. De samenleving verhardt volgens veel mensen. pv
4. De gemeente heeft vorig jaar dit fietspad verhard. vd

verschepen (stam=verschep)
5. Dit bedrijf verscheept containers met auto's. pv
6. Vanuit China worden veel smartphones verscheept naar Europa. vd

Slide 4 - Tekstslide

Natasja (bestellen) nieuwe fietsonderdelen online.
A
bestelt
B
besteld
C
besteldt

Slide 5 - Quizvraag

E-mails (beantwoorden) ik meestal meteen.
A
beantwoord
B
beantwoordt
C
beantwoort

Slide 6 - Quizvraag

Hoeveel geld heb jij dit jaar (besteden) aan snoep uit de Aldi?!
A
besteed
B
besteedt
C
besteet

Slide 7 - Quizvraag

Jij (besteden) hoeveel geld per jaar aan snoep van de Aldi?!
A
besteed
B
besteedt
C
besteet

Slide 8 - Quizvraag

Zijn er nog vragen?

Slide 9 - Woordweb

Huiswerk 
Opdracht 3: kies de juiste vorm
Opdracht 4: Noteer de juiste vorm
Opdracht 5: Verbeter de fout en kies uit a t/m e waarom het fout is.
Opdracht 6: maak de woorden compleet door -heid, -iteit of -(e)lijk(e) toe te voegen. 

Vragen? Laat mij je helpen! 

Slide 10 - Tekstslide