voorbereiding op proefwerk brugklas

voorbereiding op proefwerk grammatica en spelling  brugklas

Wat moet je leren voor de toets?

• Je weet wat een zelfstandig naamwoord en een lidwoord is en kan ze toepassen.            ( blz. 112 / 113)
• Je weet wat een bijvoeglijk naamwoord is en kan ze toepassen. (blz. 116 t/m 118)
• Je weet wat de trappen van vergelijking zijn en kan ze toepassen (blz. 119 t/m 121)
• Je weet wat werkwoorden zijn. Je herkent de volgende werkwoordsvormen: hele werkwoord, voltooid deelwoord, onvoltooid deelwoord en gebiedende wijs                   (blz. 112 t/m 125)

Hoeveel lidwoorden zitten er in onderstaande zin?
De winkelier hield het meisje tegen.

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

Wat is het lidwoord of zijn de lidwoorden in de volgende zin:
De overgang van de eerste naar de tweede klas is soms moeilijk.

Hoeveel zelfstandig naamwoorden zitten er in onderstaande zin:
De winkelier hield het meisje tegen.

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

Benoem de zelfstandig naamwoorden in de volgende zin:
Heeft Jan gisteren zijn nieuwe adres nog doorgegeven?

Welk lidwoord past bij het volgende zelfstandig naamwoord?
rekenmachine

Welk lidwoord past voor het volgende zelfstandig naamwoord?
kleinigheidje

1. de
2. het
3. een

Wat is de juiste vorm van het volgende bijvoeglijk naamwoord?
(aardig) meisje

Wat is de juiste vorm van het volgende bijvoeglijk naamwoord?
(stenen) huis

Wat is de juiste vorm van het volgende bijvoeglijk naamwoord?
(lief) paarden

Noteer de foute bijvoeglijke naamwoorden uit onderstaande zin:
De vriendelijke meisjes droegen de zwaren tas gezamenlijk over het groote schoolplein.

Noteer het verkeerd geschreven bijvoeglijk naamwoord en leg uit wat er niet klopt.
Het verlegen meisje scoorde hooge cijfers bij de toets.

Noteer het verkeerd geschreven bijvoeglijk naamwoord en leg uit wat er niet klopt.
De aluminiumen boot had een polyester bodem.

Maak twee zinnen. Een zin waar fiets een werkwoord is en een zin waar fiets een zelfstandig naamwoord is.

Maak twee zinnen. Een zin waar lopen een werkwoord is en een zin waar lopen een zelfstandig naamwoord is.

Zet het bijvoeglijk naamwoord in de vergrotende of overtreffende trap.
Texel is het (groot) eland van Nederland.

Zet het bijvoeglijk naamwoord in de vergrotende of overtreffende trap.
Mijn broer is veel (klein) dan ik.

Noteer hieronder alle werkwoordsvormen.
Ik wil de Donald Duck graag gaan lezen.

Noteer van de zin hieronder alle werkwoordsvormen.
De Nederlandse Donald Duck is voor het eerst verschenen in 1952

Is het woord in hoofdletters een werkwoord?
Ik BEGIN altijd op tijd aan mijn huiswerk.

1. ja
2. nee

Is het woord in hoofdletters een werkwoord?
Aan het BEGIN van de wedstrijd ben ik zenuwachtig.

1. ja
2. nee

Is het woord in hoofdletters een werkwoord?
GA naar de volgende opdracht in je boek.

1. ja
2. nee

Benoem
1. Dingen die je in deze opdracht geleerd hebt.
2. Dingen die je interessant vond.
3. Vraag / Vragen die je nog hebt.

Welk cijfer geef je jezelf voor deze opdracht?

010