V4 Modalverben Präteritum

1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Die Bedeutung der Modalverben
Dürfen = mogen / toestemming hebben
Können = kunnen / in staat zijn tot
Mögen = houden van /  lusten / aardig vinden

Müssen = moeten (noodzaak vanuit jezelf)
(Sollen = moeten (bevel van een ander))
Wollen = willen
(Wissen = weten)
                                    De klas moet maar snel wegwezen

Slide 2 - Tekstslide

Modalverben: Präteritum (=verleden tijd) 
Regel: 
- Geen Umlaut!
- Stam + t + uitgang

Uitgangen:
Regelmatig! (net zoals machen)

Slide 3 - Tekstslide

Let op: géén Umlaut!

Slide 4 - Tekstslide

Ergänze Modalverb Präteritum:
Früher ... (können) man nicht immer und überall angerufen werden.

Slide 5 - Open vraag

Ergänze Modalverb Präteritum:
Ich ... (dürfen) das Handy meiner Mutter nicht verwenden.

Slide 6 - Open vraag

Ergänze Modalverb Präteritum:
Man ... (müssen) auch nicht für jeden erreichbar sein.

Slide 7 - Open vraag

Ergänze Modalverb Präteritum:
Wir ... (wollen) uns das Handy umtasuchen.

Slide 8 - Open vraag

Ergänze Modalverb Präteritum:
Ihr ... (wissen) schon am zweiten Tag meinen Name.

Slide 9 - Open vraag

Ergänze Modalverb Präteritum:
Ihr ... (wissen) schon am zweiten Tag meine Name.

Slide 10 - Open vraag