Koolstof verbranding : Bv CH4 + O2(g) --> H2O(l) + CO2(g) : CO2(g) is een broeikasgas en kan zorgen voor versterkt broeikaseffect als het ontstaan bij verbranding van fossiele brandstoffen
Als de brandstof ook zwavel (S) bevat ontstaat bij verbranding
altijd zwaveldioxide SO2 (g )
C3H8S + 6 O2(g) --> 4 H2O(l) + 3 CO2(g) + SO2(g)
Slide 3 - Tekstslide
Als een koolwaterstof verbrandt:
Daarvoor maak je gebruik van een Reagens= is een stof waarvan de eigenschappen veranderen als je er een bepaalde
stof bijmengt. Een reagens mag maar op één stof reageren.
Water toon je aan met wit kopersulfaat
want dat wordt blauw
Koolstofdioxide toon je dus aan met helder kalkwater want dat wordt troebel en wit
moet je kunnen aantonen (= bewijzen) dat de onzichtbare verbrandingsproducten waterdamp en koolstofdioxide zijn ontstaan.
Slide 4 - Tekstslide
b.v aantonen dat hout een koolwaterstof is met een proef
verbrand de brandstof
vang de verbrandingsgassen op en laat ze door deze opstelling gaan
als waterdamp bij het witte kopersulfaat komt kleurt dit blauw
als koolstofdioxide door kalkwater gaat wordt dit troebel en wit
nu heb je beide stoffen aangetoond =bewezen
conclusie: hout is een koolwaterstof
Slide 5 - Tekstslide
Hoffman
Water kan je ontleden met het toestel van Hoffman. De waterstof (H2) kan je aantonen met een vlam het gas 'plopt'.
De zuurstof (O2) toon je aan met een gloeiend houtje.
Slide 6 - Tekstslide
Belangrijke aantoningsreacties
aan te tonen stof
indicator/aan-toningsproef
waarneming
water
wit kopersulfaat
wit kopersulfaat wordt blauw in contact met water
koolstof-dioxide
kleurloos/helder kalkwater
wordt troebel en wit als er CO2 doorheen gaat
waterstof
gas opvangen en aansteken
je hoort een blaffend geluid
zuurstof
gloeiend voorwerp erbij
voorwerp gaat feller branden
Slide 7 - Tekstslide
Een reagens is ...
A
een stof om een andere stof mee aan te tonen.
B
een ander woord voor chemische reactie.
C
een stof die wordt aangetoond door een andere stof.
Slide 8 - Quizvraag
Met welk reagens kan je water aantonen?
A
Custart poeder
B
blauw kopersulfaat
C
wit kopersulfaat
D
Jood
Slide 9 - Quizvraag
Waterstof kun je aantonen door:
A
Helder kalkwater wordt troebel
B
Wit kopersulfaat wordt blauw
C
Een een gloeiende houtspaander brandt feller
D
Bij verbranden hoor je een 'plop' geluid
Slide 10 - Quizvraag
Zuurstof kun je aantonen door:
A
Helder kalkwater wordt troebel
B
Wit kopersulfaat wordt blauw
C
Een een gloeiende houtspaander brandt feller
D
Bij verbranden hoor je een 'plop' geluid
Slide 11 - Quizvraag
5.2 reactievergelijkingen opstellen en naamgeving
systematische naamgeving uitleg
herhaling reactievergelijking opstellen en kloppend maken
Slide 12 - Tekstslide
Naamgeving moleculaire stoffen:
hoeveel atomen van elke soort in verbinding
atoomsoorten uit tabel 4 in de stof--> naam eindigt altijd op .........ide
telwoorden: tabel 5 wat in de naam voor de atoomsoort staat, staat in de formule erachter
b.v. difosforpentaoxide (P2O5)
moleculaire stoffen bevatten nooit metaalatomen
veel stoffen hebben een triviale naam, zie binas tabel 42
tabel 4 vervoegingen
tabel 5 griekse naamwoorden
voorbeelden naamgeving
Slide 13 - Tekstslide
Systematisch naamgeving
Slide 14 - Tekstslide
Systematisch naamgeving
Slide 15 - Tekstslide
Griekse telwoorden (mono, di, tri ...) gebruik je bij de naamgeving van moleculaire stoffen. Wat betekent 'di'?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 16 - Quizvraag
Naamgeving moleculaire stoffen: CBr4 heet:
A
koolstoftetrabromide
B
koolstoftetrabroom
C
koolstof(IV)broom
D
methaan
Slide 17 - Quizvraag
Formule
Naam
C2H4
H2O
NH4
CO3
Mono koolstof tri oxide
Di waterstof mono oxide
Di koolstof tetra waterstof
Mono stikstof tetra waterstof
Slide 18 - Sleepvraag
Van reactieschema naar reactievergelijking
Noteer het reactieschema (= in woorden) met toestands-aanduiding (fase) waarbij (s) =vast, (l) =vloeibaar, (g) = gasvormig.
Noteer de beginstoffen (voor de pijl) en de reactieproducten (na de pijl) in een reactieschema
Vervang de stofnamen door molecuulformules
Noteer daarna in symbolen (check of je voor én na de reactie dezelfde atoomsoorten hebt)
Kloppend maken van de reactievergelijking
Slide 19 - Tekstslide
Stel bij de volgende situaties de reactievergelijking op; eerst in woorden, dan in symbolen en maak kloppend
Bij de verbranding van waterstof wordt er waterdamp gevormd.
Bij het roesten van ijzer ontstaat ijzeroxide met de formule Fe2O3
Bij de onvolledige verbranding van ethaan C2H6 (g) ontstaat naast water nog een andere stof
Slide 20 - Tekstslide
Verbranding van waterstof
waterstof + zuurstof --> waterdamp
H2 (g) + O2 (g) -->H2O (g)
2 H2 (g) + O2 (g) --> 2 H2O (g)
Slide 21 - Tekstslide
Bij het roesten van ijzer ontstaat ijzeroxide Fe2O3
ijzer + zuurstof --> ijzeroxide
Fe + O2 --> Fe2O3
2 Fe + 1 1/2 O2 --> Fe2O3
4 Fe + 3 O2 --> 2 Fe2O3
Slide 22 - Tekstslide
onvolledige verbranding van ethaan (= C2H6(g)) waarbij water en Koolstofmono-oxide ontstaan
ethaan + zuurstof --> water + koolstofmonoxide
C2H6 + O2 --> H2O + CO
C2H6 + 2 1/2 O2 --> 3 H2O + 2 CO
2 C2H6 + 5 O2 --> 6 H2O + 4 CO
Slide 23 - Tekstslide
Sleep het juiste begrip, bij de juiste afbeelding
Reactievergelijking
Reactieschema
Slide 24 - Sleepvraag
Vul de juiste woorden in.
In een reactievergelijking staan na de pijl de formules van de stoffen die.................................................................
Deze stoffen worden ................................ genoemd.
Er staan van elk soort ................... atomen voor de pijl als na de pijl.
Bij het kloppend maken van een reactievergelijking mag je alleen getallen ................. de formules zetten.
De stoffen voor de pijl worden ...................... genoemd.
ontstaan bij een reactie
reactieproducten
beginstoffen
evenveel
achter
voor
verdwijnen
Slide 25 - Sleepvraag
Maak de reactievergelijking kloppend
1
2
1
2
Slide 26 - Sleepvraag
14. Sleep de juiste getallen naar de juiste plaats in de reactievergelijking voor de volledige verbranding van butaan:
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
Slide 27 - Sleepvraag
+
Geef een kloppende reactievergelijking van de volgende reactie:
... PbCl4
... Cl₂
... Pb
4
1
2
3
1
Slide 28 - Sleepvraag
Maak de reactievergelijking van volledige verbranding.
+
+
_______>
verbranding
CO2
O2
H2O
brandstof (hout of benzine
Slide 29 - Sleepvraag
Maak de reactievergelijking van onvolledige verbranding kloppend.
+
+
_______>
verbranding
koolstofmono-oxide
zuurstof
water
brandstof
Slide 30 - Sleepvraag
Thermolyse =
Elektrolyse =
Fotolyse =
Sleep de goede definitie naar de goede naam
Een ontledingsreactie met de actie verwarmen
Een ontledingsreactie met de actie licht
Een ontledingsreactie met de actie elektrictiteit
Slide 31 - Sleepvraag
1. De molecuulformule van campinggas is C4H10. Welke van de onderstaande reactie schema’s geeft de verbranding van campinggas juist weer?
A
campinggas + koolstofdioxide → koolstof + water
B
campinggas + zuurstof → koolstofdioxide + water
C
campinggas + zuurstof → stikstofdioxide + water
D
koolstof + waterstof + zuurstof → koolstofdioxide + water
Slide 32 - Quizvraag
2 Welke reactieproducten ontstaan bij de verbranding van formaldehyde, CH2O?
A
koolstof, waterstof, zuurstof
B
koolstofdioxide, water
C
koolstofdioxide, water, zuurstof
D
stikstofdioxide, koolstofdioxide, water
Slide 33 - Quizvraag
3 Hoe kun je zuurstof aantonen?
A
Door kalkwater dat helder wordt.
B
Door kalkwater dat troebel wordt.
C
Door een gloeiende houtspaander die feller gaat gloeien.
D
Door wit kopersulfaat dat blauw kleurt.
Slide 34 - Quizvraag
4 Wat is de juiste uitgang voor de stofnaam van CF4?
A
fluor
B
fluoride
C
fosfor
D
fosfide
Slide 35 - Quizvraag
5 Wat is de juiste naam van N2O?
A
distikstofmonoxide
B
distikstofdioxide
C
stikstofmonoxide
D
stikstofdioxide
Slide 36 - Quizvraag
6 Uit hoeveel atomen bestaat H2O?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 37 - Quizvraag
9 Welk gevolg heeft het versterkte broeikaseffect?
A
De gemiddelde wereldtemperatuur daalt.
B
Er komt meer fijnstof in de lucht.
C
Er ontstaan sterkere orkanen
D
Het gat in de ozonlaag wordt groter.
Slide 38 - Quizvraag
10 Broeikasgassen kunnen een negatief effect op het milieu hebben. Wat is een broeikasgas?
A
Een gas dat in een broeikas ontstaat.
B
Een gas dat door de aarde uitgestraalde warmte vasthoudt.
C
Een gas dat door de aarde uitgestraalde warmte doorlaat.
D
Een gas dat verbrand kan worden
Slide 39 - Quizvraag
12. Noteer de naam van de onderstaande stoffen. 1. CS2 en 2 P2S5
Slide 40 - Open vraag
Noteer de molecuulformules van de onderstaande stoffen. 1. distikstoftetraoxide en 2 difosfortrioxide
Slide 41 - Open vraag
13 Leg uit hoe je water kunt aantonen. Noteer ook welke waarneming je bij deze proef doet
Slide 42 - Open vraag
14 Noteer drie gevolgen van het versterkt broeikaseffect.
Slide 43 - Open vraag
15 Geef de reactievergelijking voor de volledige verbranding van ethaan (C2H6).
Slide 44 - Open vraag
2 H2O --> 2 H2 + O2 Wat voor soort reactie is dit?
A
Verbranding
B
Ontleding
C
Fotolyse
D
Thermolyse
Slide 45 - Quizvraag
De juiste notatie van zuurstof in een reactievergelijking
A
O
B
O2-
C
O2
Slide 46 - Quizvraag
Wat is de correcte reactievergelijking voor de verbranding van stikstof?
A
N+O2→NO2
B
N+O2→CO2
C
NO2→N+O2
Slide 47 - Quizvraag
Stikstof en waterstof reageren tot ammoniak (NH3). Geef de reactievergelijking
A
N2 + H2 --> NH3
B
N2 + 3 H2 --> 2 NH3
C
2 N2 + 6 H2 --> 4 NH3
D
N2 + 2 H2 --> 3 NH3
Slide 48 - Quizvraag
Wat is de reactievergelijking waarin methaanbromide ontstaat uit broom en methaan