Havo 2 - modalverben, carnaval, schrijven

Planung
- Hausaufgaben Modalverben - 10 minuten
Hausaufgaben Karneval en luisteren- 20 minuten
- Hausaufgaben schreiben - 10 minuten
- Quizz LessonUP - 20 minuten


1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Planung
- Hausaufgaben Modalverben - 10 minuten
Hausaufgaben Karneval en luisteren- 20 minuten
- Hausaufgaben schreiben - 10 minuten
- Quizz LessonUP - 20 minuten


Slide 1 - Tekstslide

Hausaufgaben 1
Wiederholung 8
Aufgabe 1, 2, 3 - Seite 160 und 161

Slide 2 - Tekstslide

Aufgabe 1, Seite 160

1 sollen - moeten
2 wollen - willen
3 mögen - leuk vinden, lusten
4 wissen - weten
5 müssen - moeten
6 dürfen - mogen

Slide 3 - Tekstslide

Aufgabe 2, Seite 160

1 weißt 
2  müssen
3 wisst
4 kannst 
5 dürft 
6 darf 
7 dürfen 
8  kann.

Slide 4 - Tekstslide

Aufgabe 3, Seite 161
Name:  Emil 
Instrument: Ich kann Gitarre spielen.
Interessen: Ich weiß viel über Fußball.
Allergien: Ich darf keine Milchprodukte essen.
Doof: Ich muss jedes Wochenende mein Zimmer aufräumen.
Toll: Meine Freunde und ich dürfen bei der Musical-AG mitmachen.
Stärken: Ich kann meine Freunde zum Lachen bringen.
Schwächen: Ich weiß oft nicht, was meine Hausaufgabe ist.

Slide 5 - Tekstslide

Die fünfte Jahreszeit?




Karneval  in Deutschland heißt auch die fünfte Jahreszeit. Sie beginnt am 11. November, um 11 Uhr 11, und endet mit dem Aschermittwoch im Februar oder März.

Slide 6 - Tekstslide

Schrijf over en zoek antwoord in filmpje

Stropdas, zakenreis, het bureau, synomiem restaurant
 - vertaling Duits
Schunkeln - wat is dat?
Rathaus - betekenis?

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Schrijf over en zoek antwoord in filmpje

Stropdas, zakenreis, het bureau, synomiem restaurant
 - vertaling Duits
Schunkeln - wat is dat?
Rathaus - betekenis?

Slide 9 - Tekstslide

Overzicht antwoorden

Stropdas = die Krawatte
zakenreis = Geschäftsreise
het bureau = der Schreibtisch
 synomiem restaurant = Gaststätte
 Schunkeln - arm in arm heen deinen op muziek
Rathaus - gemeentehuis

Slide 10 - Tekstslide

47 c
 Carnaval wordt groot in het zuiden van Nederland gevierd. Meestal duurt het feest drie dagen, het begint op zondag en het eindigt op dinsdag. In Duitsland duurt Carnaval zes dagen, het begint op donderdag en het eindigt op dinsdag. In Duitsland knippen de vrouwen de das bij de mannen en in Nederland is dat niet het geval. In Nederland krijgt de stad prins Carnaval, in Duitsland is dat niet het geval.

Slide 11 - Tekstslide

Was bedeutet der Refrain des
beliebten Songs „Hey Kölle”?

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Hey Köln, du meine Stadt am Rhein
Da wo ich groß geworden bin
Du bist eine Statd mit Herz und Seele
Hey Köln, du bist in Gefühl.

Slide 14 - Tekstslide

Hausaufgaben 3: schreiben
A. Zoek een foto van een goed gestylde persoon, waarop je kleding en kapsel goed kunt zien.

 Bespreek minimaal de kleding, het kapsel, de accessoires. Vind je de kleding mooi? (ca  5-10 zinnen)
B. Vertel wat voor kleding je zelf het liefst draagt (5 zinnen) zie pagina 86 en 98 voor hulp en de woordenlijst op blz. 96.
Word document 


Slide 15 - Tekstslide

Wie kan me de grammatica uitleggen in deze zin?

Der Stil auf diesem Foto ist mein Stil. Ich mag einen Trainingsanzug, weil ich ihn mag. Ich denke, die graue Farbe dieses Trainingsanzugs gehört zu meinem Stil. 

Slide 16 - Tekstslide

Kunnen we deze grammatica uitleggen? 

Sein Kapuzepullover ist gelb
Sein Jacke hat mehrere farben sowie orange, blau und grün 
Ich trage oft meine Uhr 
Ich trage gerne Ohrringe 
Ich trage gerne meine Air Jordan Schuhe 
Ich trage oft Kapuzepullovers 

Slide 17 - Tekstslide


  • Op je telefoon
  • nummer invoeren 
  • je voornaam
  • Nodig voor filmpjes en vragen beantwoorden

Slide 18 - Tekstslide

Het zelfstandig naamwoord
Zelfstandige naamwoorden zijn woorden die 'een zelfstandigheid' aanduiden; dat kunnen concrete zaken zijn als mensen (man, Ineke), dieren (paard) en dingen (huis, hout), maar ook plaatsen (Den Haag, Frankrijk) 

Zelfstandige naamwoorden kunnen meestal gecombineerd worden met een van de lidwoorden de, het of een: de kast, het geluk, een week, enz

Slide 19 - Tekstslide

Wel of geen hoofdletter?
A
die mutter
B
die Mutter

Slide 20 - Quizvraag

Wel of geen hoofdletter?
A
zehn
B
Zehn

Slide 21 - Quizvraag

Wel of geen hoofdletter?
A
grün
B
Grün

Slide 22 - Quizvraag

Wel of geen hoofdletter?
A
berlin
B
Berlin

Slide 23 - Quizvraag

Welk woord is verkeerd geschreven in deze zin?
Sie hast eine jeans mit löcher

Slide 24 - Open vraag

Das Mädchen trägt eine blaue Hose . Und sie habe eine Jacke.

Slide 25 - Open vraag

Weißt du, ob er Spinat ....... (mögen).
A
mag
B
magt
C
mög
D
mögt

Slide 26 - Quizvraag

Er ....... (dürfen) bis 12 Uhr ausgehen.
A
darf
B
darft
C
dürft
D
dürf

Slide 27 - Quizvraag

Was...... (wollen) du heute machen?
A
will
B
willst
C
wollst
D
wolst

Slide 28 - Quizvraag

Ich will etwas für euch kaufen. ...... (mögen) ihr Gummibärchen?
A
magt
B
mögt
C
mögen
D
mag

Slide 29 - Quizvraag

Warum ...... (können) du morgen nicht kommen?
A
könnst
B
kanst
C
kannst
D
kan

Slide 30 - Quizvraag

Naar welke klinker verandert het werkwoord müssen in de stam?

(ezelsbruggetje: mus uitlaten)
A
a
B
u
C
i
D
e

Slide 31 - Quizvraag

Naar welke klinker verandert het werkwoord wollen in de stam?


A
a
B
o
C
i
D
u

Slide 32 - Quizvraag

Wat is een ander woord voor die Kleidung
A
die Krawatte
B
Die Klamotte

Slide 33 - Quizvraag

Is Hose mannelijk of vrouwelijk?
A
mannelijk, der Hose
B
vrouwelijk, die Hose

Slide 34 - Quizvraag

Is Rock mannelijk of vrouwelijk
A
der Rock
B
die Rock

Slide 35 - Quizvraag

Wat is het enkelvoud van die Augen
A
das Auge
B
die Auge
C
der Auge

Slide 36 - Quizvraag

Slide 37 - Video

Slide 38 - Video